Herhaling Kapitel 5 Grammatica

Grammatica Kapitel 5
Beantwoord de vragen thuis, wanneer dit gevraagd wordt.

Je hebt voor deze les nodig: Boek A, blz. 168-169.

1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica Kapitel 5
Beantwoord de vragen thuis, wanneer dit gevraagd wordt.

Je hebt voor deze les nodig: Boek A, blz. 168-169.

Slide 1 - Slide

Deel 1 - de uitgangen van ein- en kein-
We kijken eerst naar ein- en kein- en hoe dit in het Duits precies werkt.

Slide 2 - Slide

De vertaling van het lidwoord een
Het Nederlandse een (een kind, een man, een vrouw) schrijf je in het Duits de ene keer als ... en de andere keer als ...

Slide 3 - Slide

De vertaling van het lidwoord een
Het Nederlandse een (een kind, een man, een vrouw) schrijf je in het Duits de ene keer als ein en de andere keer als eine.

Slide 4 - Slide

ein/eine
Wanneer gebruik je ein? Dit is het geval wanneer het zelfstandig naamwoord dat erbij staat MANNELIJK (der-woorden) of ONZIJDIG (das-woorden) is.
Bijvoorbeeld:
der Mann --> ein Mann  
das Kind -->  ein Kind

Omdat Mann mannelijk is (er staat der voor) en Kind onzijdig (er staat das voor), vertaal je een met het woord ein.

Slide 5 - Slide

Hoe schrijf je in het Duits 'een lepel'?

Slide 6 - Open question

ein/eine
Wanneer gebruik je eine? Dit is het geval wanneer het zelfstandig naamwoord dat erbij staat VROUWELIJK (die-woorden) is.

Bijvoorbeeld:
die Gabel --> eine Gabel
die Frau --> eine Frau

In het MEERVOUD is er geen sprake van ein/eine, omdat je niet kunt zeggen een restaurants of een kinderen.

Slide 7 - Slide

Hoe schrijf je in het Duits 'een cola'?

Slide 8 - Open question

kein/keine
Het Nederlandse geen (geen kind, geen man, geen vrouw) schrijf je in het Duits de ene keer als kein en de andere keer als keine.

Slide 9 - Slide

kein/keine
De regels zijn net als bij ein/eine. 
Plus: In de meervoudsvorm wordt er ook keine gebruikt.

Voorbeeld:
ein Mann (m) --> kein Mann         ein Kind (o) --> kein Kind
eine Frau (v) --> keine Frau         die Kinder (mv) --> keine Kinder

Slide 10 - Slide

Hoe schrijf je in het Duits 'geen menukaart'?

Slide 11 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'geen peper'?

Slide 12 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'geen aardappelen'?

Slide 13 - Open question

Samenvattend:
1. mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden (bv. der Mann of das Restaurant):  niets achter ein- en kein- (ein/kein Mann, ein/kein Restaurant)

2. vrouwelijke zelfstandige naamwoorden (bv. die Zwiebel): een -e achter  ein- en kein- (eine/keine Zwiebel)

3. zelfstandige naamwoorden meervoud vertaal je geen altijd met keine (keine Restaurants)

Slide 14 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
Voorbeeld: mein-
In het Nederlands zeg je altijd mijn: mijn man, mijn vrouw, mijn kinderen

In het Duits gebruik je soms mein en soms meine.
Wanneer gebruik je mein, wanneer meine? Nou, op dezelfde manier als wanneer je ein(e)/kein(e) gebruikt!



Slide 15 - Slide

mein/meine
Is het zelfstandig naamwoord mannelijk (der) of onzijdig (das)?

Dan geen -e achter mein, dus: mein Mann, mein Kind

Slide 16 - Slide

mein/meine
Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk (die) of meervoud (die)?


Dan WEL een -e achter mein-, dus: meine Frau, meine Kinder

Slide 17 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
De regels die voor mein/meine gelden, zijn precies hetzelfde als de regels van ein/kein.

Dus:
 der Mann --> ein Mann --> mein Mann
die Frau --> eine Frau --> meine Frau

Slide 18 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
De regels die voor alle andere bezittelijke voornaamwoorden gelden, zijn precies hetzelfde als de regels van ein/kein.

Dus:
 der Mann --> ein Mann --> unser Mann
die Frau --> eine Frau --> unsere Frau

Slide 19 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
Er volgen nu eerst een aantal vragen over de vertaling van de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits.

Je mag blz. 169 gebruiken, maar het beste is natuurlijk als je het uit je hoofd probeert te doen!

Slide 20 - Slide

unser Haus =

Slide 21 - Open question

dein =

Slide 22 - Open question

sein =

Slide 23 - Open question

euer Haus =

Slide 24 - Open question

Ihr (met een hoofdletter) betekent:
A
jouw
B
uw
C
haar
D
hun

Slide 25 - Quiz

Welke twee betekenissen kan ihr hebben?
A
mijn, haar
B
zijn, hun
C
haar, hun
D
ons, uw

Slide 26 - Quiz

Vragen
Nu volgen er een paar vragen over deze bezittelijke voornaamwoorden.

Je kunt als hulp het overzicht op blz. 169 gebruiken en de woordenlijst op blz. 168.

Maar helemaal uit je hoofd doen is natuurlijk het beste!

Slide 27 - Slide

Vragen
Tip:

1. vertaal het bezittelijk voornaamwoord (mein, dein, enz.)
2. bepaal het geslacht van het znw dat er bij staat (der/die/das/die). Dan weet je of er een extra -e achter het bezittelijk voornaamwoord moet.

Slide 28 - Slide

Hoe schrijf je in het Duits 'mijn sinaasappelsap'?

Slide 29 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'jouw glas'?

Slide 30 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'haar lepel'?

Slide 31 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'onze rekening'?

Slide 32 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'jullie bord'?

Slide 33 - Open question

Hoe schrijf je in het Duits 'jullie soep'?

Slide 34 - Open question

Vertaal: jouw restaurants

Slide 35 - Open question

Zum Schluss...
Bekijk nu de twee theorie-filmpjes die op de site van Neue Kontakte staan bij Kapitel 5.

In de klas kijken we dit gezamenlijk.

Succes met de toets en heb je vragen, stel ze in Teams.

Slide 36 - Slide