AFP pathologie v.h. zenuwstelsel

ziekten van het zenuwstelsel
pathologie, module 12, H1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ziekten van het zenuwstelsel
pathologie, module 12, H1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen teken van CVA
A
scheve mond
B
wartaal
C
hoge bloeddruk
D
slecht horen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een CVA?
A
Hartinfarct
B
Herseninfarct
C
Hersenbloeding
D
Beroerte

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een CVA het gevolg is van een afsluiting van een bloedvat spreekt men van een ..... CVA
A
Ischemisch
B
Hemorragisch
C
Inflammatoir
D
Degeneratief

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hemianopsie?
A
Het niet werken van 1 been
B
Het niet meer kunnen kauwen
C
Het niet meer kunnen ruiken
D
Halfzijdige blindheid

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is apraxie
A
Het onvermogen om taal te gebruiken
B
Het onvermogen om te herinneren
C
Het onvermogen om gezichten te herkennen
D
Het onvermogen om handelingen uit te voeren (zonder parese)

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat heeft iemand die na een CVA de gesproken taal niet meer begrijpt?
A
Agnosie
B
Apraxie
C
Afasie
D
Hemianopsie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

CVA (Beroerte)
80 % van de CVA's
20 % van de CVA' s

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is de ziekte van Parkinson?
A
Spierziekte
B
Infectie aan de zenuwcellen
C
Hersenziekte
D
Ziekte van het centrale zenuwstelsel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is er mis met prikkeloverdrachtsstoffen bij de ziekte van Parkinson?
A
Er is te weinig adrenaline
B
Er is teveel adrenaline
C
Er is teveel dopamine
D
Er is te weinig dopamine

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Ziekte van Parkinson
Wat is het?

Wat zijn symptomen?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

MS is:
A
Een spieraandoening
B
Aandoening centraal zenuwstelsel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Bij wie komt MS het vaakst voor?
A
Vrouwen
B
Mannen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

waar treedt de bloeding op bij een epiduraal hematoom
A
tussen schedel en dura mater
B
tussen schedel en spinnenwebvlies
C
onder de dura mater

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

epiduraal hematoom
bloeding tussen schedel en de dura mater ( buitenste laag van de hersenvliezen).
Epidurale hematomen ontstaan na een hoofdletsel, bijvoorbeeld na een val van de fiets of een harde klap tegen het hoofd. 
Hematomen drukken van buitenaf op de hersenen. Uitvalsverschijnselen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

hernia 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hernia

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is een dwarslaesie?
A
Uitval verschijnselen
B
Een hersen beschadiging
C
Halfzijdige verlamming
D
Beschadiging van het ruggenmerg

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Dwarslaesie

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

wat zijn symptomen van een hersentumor
A
Haaruitval
B
Spraakstoornissen
C
epilepsie en uitvalsverschijnselen
D
Bleke huid

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Pijn indeling
Nociceptieve pijn 
Neuropathische pijn 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Oorsprong van pijn
Nociceptieve pijn
Vaak acuut


Neuropatische pijn:
Ischias
Gordelroos
Carpale tunnelsyndroom

Slide 23 - Slide

 VOORBEELDEN VAN NEUROPATISCHE PIJN?
- Ischias (lage rupijn door beschadiging van de zenuw)
- gordelroos (een herpesinfectie zorgt voor ontstekingen in bepaalde zenuwen)
- carpale tunnelsyndroom (zenuw beklemd in de pols en hand)

Pijnladder 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

MS
MS

Slide 25 - Slide


https://www.youtube.com/watch?time_continue=182&v=_gObF52zP3o