27. Thema 5, week 1 Les 2 stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Zegt iets over de persoonsvorm
2. De, het, een
3. Hetzelfde als een voorzetsel
4. Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?

1. Blonde
2. Man
3. Paard
4. De

Een bijvoeglijk naamwoord staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord.

1. Juist
2. Onjuist

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?

1. de
2. leerling
3. snapt
4. slimme

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:

1. jas
2. rode
3. kapstok
4. hangt

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'

1. morgen
2. lieve
3. eindelijk
4. er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

lesdoel

Ik weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en ik weet hoe ik deze moet schrijven.

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord

- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel

hout

rubber

plastic

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. grote
2. plastic
3. kleurige
4. koude

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De aardige jongen lacht om haar grapjes.
2. Dat is de normaalste zaak van de wereld.
3. Morgen wordt het een mooie dag.
4. Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

oefendictee

De ........ vloer.

Het ...... kussen.

De ...... ring.

De ...... ring.

Het ...... gereedschap.

Het ...... schaaltje.

Aan de slag

Thema 5, week 1,

Les 1 en

Flitsen bij les 1

20 x plussen

leerkracht.snappet.org