mc1 p3 week 4 online les

Week 4 p3  online les
  • aanwezigheid registratie: camera's aan 
  • indelen gesprekken Danièle
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Week 4 p3  online les
  • aanwezigheid registratie: camera's aan 
  • indelen gesprekken Danièle

Slide 1 - Slide

qu'est-ce qu'on va faire?
  • herhaling week 1 -3
  • alle vormen van ontkennende zinnen in het Frans
  • werkwoorden op -er vervoegen

Aan het einde van deze les kan ik:
  • een zin op meerdere manieren ontkennend maken in het Frans
  • werkwoorden op -er vervoegen in de présent, passé composé 

Slide 2 - Slide

De accenten op de computer in word
Aigu accent : á, é , í, ó, ú
                             Á É Í Ó Ú
(CRTL) + (´ ) de letter of de hoofdletter CRTL + (‘) + SHIFT + de letter

Accent grave: à, è, ì, ò, ù
                           À È Ì Ò Ù
(CRTL) + (` ) de letter of de hoofdletter CRTL + (`) + SHIFT + de letter

Accent circonflexe: â, ê, î, ô, û
                                    Â, Ê, Î, Ô, Û
(CRTL) SHIFT + (^)= DIT TEKEN STAAT BOVEN DE TOETS MET 6 + de letter of de hoofdletter SHIFT + de letter

Cedille: ç
CRTL + komma toets + de letter of de hoofdletter= SHIFT + de letter

Slide 3 - Slide

Schrijf op in het Frans (voluit):
3e, 80, 17, 94, 7 maart 2022

Slide 4 - Open question

Ik ga voetballen volgende maand. Wat is de juiste vertaling?
A
Je vais jouer au foot le mois prochain.
B
Je vais jouer au foot le mois prochaine.
C
Je vais joue au fout le mois prochain.
D
Je vas jouer au foot le mois prochain.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Het regelmatige werkwoord op -er
 stap 1:
 Haal - er van het werkwoord af. 
Wat overblijft is : DE STAM.
stap 2:
wat is het onderwerp/persoonlijk voornaamwoord wat ervoor staat?
stap 3:
Achter DE STAM plak je :
de uitgang 
Passé composé:  stam + é   j'ai parlé

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

vertaal: travailler= werken
ik werk, hij werkt, zij werken , jij hebt gewerkt

Slide 9 - Open question

La négation
ne ... pas
Elle n'est pas là.
ne ... plus
Je ne trouve plus la liste.
ne ... jamais
Il ne mange jamais de frites.
ne ... plus jamais
Je ne veux plus jamais partir.
ne ... rien
Elle ne mange rien.
ne ... personne*
Je n'ai pas encore vu personne.
ne ... pas encore
Je n'ai pas encore commencé.
niet
Zij is er niet.
niet meer
Ik vind de lijst niet meer. 
nooit
Hij eet nooit friet.
nooit meer
Ik wil nooit meer weggaan.
niets
Zij eet niets. 
niemand
Ik heb nog niemand gezien. 
nog niet
Ik ben nog niet begonnen.


Slide 10 - Slide

vertaal: Ik koop niets
(acheter=kopen)

Slide 11 - Open question

Ik zie niemand op de Eiffeltoren.
A
Je ne vois rien sur la Tour Eiffel
B
Je ne vois pas la Tour Eiffel
C
Je ne vois personne sur la Tour Eiffel
D
Je ne vois plus sur la Tour Eiffel

Slide 12 - Quiz

Ik ga nooit meer in
de Python.
A
Je ne vais plus jamais dans le Python.
B
Je ne vais jamais dans le Python.
C
Je ne vais pas dans le Python.
D
Je ne vais plus dans le Python.

Slide 13 - Quiz

Ik ga niet meer snoepen.
A
Je ne vais plus jamais manger de bonbons.
B
Je ne vais plus manger des bonbons.
C
Je ne vais jamais manger de bonbons.
D
Je ne vais plus manger de bonbons.

Slide 14 - Quiz

Let hier goed op bij ontkenning!
• De onbepaalde lidwoorden un, une en des veranderen in een ontkenning in de.
Je n’ai pas d’argent.    
Il ne prend jamais de sucre
• Uitzondering: Bij de werkwoorden aimer, préférer en adorer komt er geen de achter (want is algemeen)
 Tu aimes la musique classique? Non, je n’aime pas la musique classique


Slide 15 - Slide

opdracht 2 weektaak 3

Slide 16 - Slide

1. In welk land ben je nooit geweest?
Maak een hele zin ; ik ben nooit in...geweest. in het Frans!

Slide 17 - Open question

Week 4 p3  online les
  • afsluiting les/registratie: camera's aan 

Les devoirs:
  • weektaak 4, ontkenning,  vervoeging ww -er
  • La semaine prochaine: her SO Rendez-vous en SO Se renseigner

Slide 18 - Slide