werkwoordspelling

Spelling werkwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spelling werkwoorden

Slide 1 - Slide

Programma
Doe mee met de vragen en vul het juiste antwoord in. Let op! De vragen staan door elkaar, dus kijk goed naar de tijd van de zin en of het enkelvoud of meervoud moet zijn. 

Slide 2 - Slide

Als je goed (nadenken), (komen) het goede antwoord vanzelf.

Slide 3 - Open question

Ik (ruiken, tt) hier al dat de pizza (aanbranden, tt)!

Slide 4 - Open question

De kachel (branden) eindelijk goed.

Slide 5 - Open question

Zij (ev) (zeggen, tt) dat zij hem nooit (hebben) (geloven).

Slide 6 - Open question

(Melden) jij even dat hij later (komen)?

Slide 7 - Open question

De wagen (zoeven, vt) net voorbij.

Slide 8 - Open question

Hij (verzenden, tt) het pakket op tijd.

Slide 9 - Open question

Wij (zijn) nog nooit (verhuizen).

Slide 10 - Open question

(Beantwoorden, tt) je vader die mail wel?

Slide 11 - Open question

De arts (spoeden, vt) zich naar het ongeval.

Slide 12 - Open question

Het (bevreemden) me dat jij dit niet (snappen).

Slide 13 - Open question

Dat meisje (beven) toen ze de spin (zien).

Slide 14 - Open question

Het ballet (dansen) gisteren het Zwanenmeer.

Slide 15 - Open question

Het ... (verkorten) fietspad is mooi aangelegd.

Slide 16 - Open question

De (braden) gehaktballetjes zijn verkeerd (serveren).

Slide 17 - Open question

De al (verwoesten) stad werd nog eens (bombarderen).

Slide 18 - Open question

De (bereiden) maaltijd werd met smaak (eten).

Slide 19 - Open question

Het (verraden) meisje (worden, vt) toch (vinden).

Slide 20 - Open question