H4 par. 2 keizers, koningen en heren

De tijd van monniken en ridders
H4. Boeren, monniken en ridders
par. 4.2 keizers, koningen en heren



1 / 48
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De tijd van monniken en ridders
H4. Boeren, monniken en ridders
par. 4.2 keizers, koningen en heren



Slide 1 - Slide

middeleeuwen 500 - 1500
  • vroege middeleeuwen 500 - 1000
  • late middeleeuwen 1000 - 1500
  • Dit hoofdstuk = vroege middeleeuwen
  • Tijdvak monniken en ridders
  • Periode: middeleeuwen

Slide 2 - Slide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie. 
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
 

Slide 3 - Slide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • hoe wordt de samenleving bestuurd? 
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
 

Slide 4 - Slide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  • dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen. 
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Slide

Invalshoeken
  • cultureel: wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
  • bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, 
  • geloof, 
  • kunst en 
  • wetenschap. 

Slide 6 - Slide

Kenmerkende aspecten H4
9. Hofstelsel en horigheid 
10. Feodalisme 
11. Verspreiding van het Christendom 
12. Ontstaan van de Islam 

Slide 7 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Bevat de bron vooral feiten (hoe meer feiten, hoe betrouwbaarder) of ook meningen?

• Wat weet je over de maker van de bron: afkomst, beroep, godsdienst, politieke ideeën, sociale laag?



Slide 8 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Leefde de maker in de tijd waar de bron over gaat (ooggetuige verslag = betrouwbaarst)? Of leefde de maker veel later (=minder betrouwbaar: maker kan dingen vergeten zijn)?

• Is de maker misschien partijdig?


Slide 9 - Slide

Continuïteit en verandering
  • Continuïteit: dingen blijven (langere tijd) hetzelfde.

  • Verandering: wanneer dingen anders worden.

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe het Frankische Rijk ontstond.
  • Je kunt uitleggen hoe het leenstelsel werkte.
  • Je kunt uitleggen welk gevolg het leenstelsel had voor het bestuur in Europa.

Slide 11 - Slide

Nieuwe heersers in Europa
  • 476 einde West-Romeinse Rijk
  • Nieuwe koninkrijken, waaronder Frankische Rijk.

Slide 12 - Slide

Franken
  • Germaanse stam.
  • Bondgenoot Romeinen.
  • Leefden eerst in Zuid-Nederland en België.
  • Meerdere leiders.

Slide 13 - Slide

Franken
  • Clovis veroverde veel gebieden, waaronder Gallië (nu Frankrijk).
  • Eind 5e  eeuw verenigde Clovis de Franken.
  • Start Frankische Rijk

Slide 14 - Slide

Frankische Rijk 
  • Clovis was succesvol, omdat:
  1. Goede legerleider, die veel vijanden versloeg.
  2. hij Christelijk was en nauw samenwerkte met de kerk in Rome. Veel Franken waren nog niet Christelijk.

Slide 15 - Slide

Frankische Rijk 
  • Hierdoor kreeg hij steun van de bevolking en van de christelijke kerk. 
  • De christelijke bevolking keek namelijk op tegen de geestelijken. 
  • De geestelijken hielpen Clovis bij het besturen van het rijk: lezen & schrijven.

Slide 16 - Slide

Frankische Rijk 
  • Clovis was de enige christelijke koning.
  • Hij verspreidde het christendom door heidense volken aan te vallen en te bekeren.
  • De Frankische koning en de kerk hielpen elkaar: steeds meer macht voor de Franken en de kerk.

Slide 17 - Slide

het koninkrijk der Franken:

begin 5e eeuw groot deel van Frankrijk, Belgie en Nederland.

Clovis, 481-511

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Welk geloof had Clovis?
timer
0:20
A
Romeinse godsdienst
B
Jodendom
C
Christendom
D
Islam

Slide 20 - Quiz

Waarom was de bekering van Clovis tot het christendom belangrijk voor de uitbreiding van het Frankische Rijk?
timer
1:00

Slide 21 - Open question

Frankische rijk
  • Hoogtepunt rond 800
  • Koning Karel de Grote werd in 768 koning.
  • Hielp de verdreven paus om terug te keren naar Rome, beloning: kroning tot keizer.

Slide 22 - Slide

Leenstelsel
  • Karel de Grote veroverde groot gebied.
  • Leger nodig om het rijk te beschermen! 
  • Lastig door de verandering van de economie.
  • Nauwelijks geld en dus kon Karel de Grote (en zijn voorgangers) geen soldaten inhuren.

Slide 23 - Slide

Leenstelsel
  • Daarom vroeg een koning om soldaten bij machtige mannen in zijn rijk.
  • In ruil daarvoor leende de koning een stuk grond aan deze machtige mannen = leenmannen.
  • De leenmannen moesten het geleende gebied besturen.
  • De opbrengst van deze grond mochten deze leenmannen zelf houden.
  • De koning werd de leenheer.

Slide 24 - Slide

Leenstelsel
  • Van de opbrengst konden de leenmannen leven, een eigen wapenuitrusting en die van hun soldaten betalen.
  • Bij de grond hoorden ook horige boeren.

Slide 25 - Slide

Eed van trouw
  • Gehoorzaamheid heel belangrijk voor de koning. 
  • Voordat je leenman werd moest je een eed afleggen. 

Slide 26 - Slide

Eed van trouw
  • De toekomstig leenman knielde voor de koning en beloofde hem trouw.
  • Daarna omhelsde en kusten de mannen elkaar.

Slide 27 - Slide

Leenstelsel
Wat hield de trouw precies in?
  1. Ze moesten meevechten.
  2. Koning raad geven.
  3. Geleende grond besturen.

Slide 28 - Slide

Leenstelsel
  • Leenmannen met veel grond leenden een deel van hun grond weer uit aan andere mensen: achterleenmannen.
  • Heel dit systeem noemen we het leenstelsel.

Slide 29 - Slide

Adel =
  • Alle leenmannen samen.
  • graaf, hertog of baron.
  • Ridders: aparte groep edelen 

Slide 30 - Slide

Leenstelsel
Dankzij het leenstelsel kon Karel de Grote
  • snel een goed geoefend leger op de been brengen
  • én zijn grote rijk besturen.

Slide 31 - Slide

Uiteenvallen Frankische Rijk
  • Na de dood van Karel de Grote in 814 viel het Frankische Rijk uit elkaar.

Slide 32 - Slide

Oorzaken uiteenvallen Frankische Rijk
  1. Invallen van Vikingen in het westen en van Hongaren in het oosten.
  2. Opvolgers (zonen van) Karel de Grote waren geen goede bestuurders: onderling oorlog.

Slide 33 - Slide

Oorzaken uiteenvallen Frankische Rijk
3. De geleende grond gingen leenmannen als eigen grond zien:
  • geërfd door zonen 
  • oorlog tussen leenmannen
  • soms meerdere trouw aan meerdere leenheren.

Slide 34 - Slide

Uiteenvallen Frankische Rijk
  • Na een tijd bezaten sommige adellijke families meer land dan de koning.
  • Bijv. de familie Capet.
  • Zij konden zelf een groot leger op de been brengen.
  • De koning verloor hierdoor veel macht.

Slide 35 - Slide

In welk jaar overleed Karel de Grote?
timer
0:20
A
800
B
814
C
771

Slide 36 - Quiz

Wat gebeurde er dan in het jaar 800?
timer
1:00

Slide 37 - Open question

Waarom kroonde de paus Karel de Grote tot keizer?
timer
1:00

Slide 38 - Open question

Waarom viel het Frankische Rijk na de dood van Karel de Grote uit elkaar? Geef 1 reden.
timer
1:00

Slide 39 - Open question

Wat is het voordeel van het leenstelsel voor de leenman?
De leenman...
timer
0:20
A
mocht de opbrengst van het geleende gebied zelf houden
B
moest meevechten in het leger
C
moest het gebied besturen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 40 - Quiz

Wat is het voordeel van het leenstelsel voor de leenheer?
De leenheer...
timer
0:20
A
hoefde het gebied niet zelf te besturen.
B
had soldaten voor zijn leger.
C
kreeg raad van zijn leenmannen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 41 - Quiz

De leenmannen beloofde trouw aan hun leenheer. Wat hield die trouw in?
timer
0:20
A
Vechten
B
Besturen
C
Raad geven
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 42 - Quiz

Leenmannen met veel grond leenden stukken grond uit aan...
timer
0:40

Slide 43 - Open question

In de tijd van het leenstelsel kon je tegelijk leenheer en leenman zijn. Klopt dat?
timer
0:15
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quiz

Sommige adellijke families hadden eind 10e eeuw meer macht dan de koning.
timer
0:15
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quiz

Hoe komt het dat de koning eind 10e eeuw veel macht verloor?
timer
0:20
A
Sommige adellijke families hadden zelf een groot leger.
B
Sommige adellijke families hadden meer land dan de koning.
C
A & B zijn juist
D
A & B zijn onjuist

Slide 46 - Quiz

Het leenstelsel bleef na de dood van Karel de Grote de meest gebruikte manier om een gebied te besturen.
timer
0:20
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quiz

Welke gebieden hoorden eind 5e eeuw bij het Frankische Rijk?
timer
0:20
A
Stukken van Frankrijk, Duitsland en Nederland
B
Stukken van Nederland, België en Duitsland
C
Stukken van Frankrijk, België en Nederland.
D
Stukken van België, Frankrijk en Duitsland.

Slide 48 - Quiz