Taal herhaling thema 6

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Thema 6

Doel: Je kan de doelen van week 1 en 2 toepassen.

Poëzie, oftewel gedichten

Een grappig gedicht van 5 regels.

Een gedicht van 14 regels. Het gaat vaak over gevoel.

Een gedicht van 3 regels, zonder rijm. Het gaat vaak over de natuur.

de limerick

het sonnet

haiku

Wat betekent:
Je tanden bloot lachen?

Ik schrijf iets op, nu kan ik er nog even over nadenken, wat doe ik?

1. Ik maak poëzie.
2. Het loopt hoog op.
3. Ik overleg.
4. Ik zet iets op papier

Steeds een beetje meer:
boos, nijdig, ......

De ik-vorm van een werkwoord is:
(er zijn 2 antwoorden goed.

1. altijd in de tegenwoordige tijd
2. altijd in de verleden tijd
3. altijd in enkelvoud
4. altijd in meervoud.

Schrijf het werkwoord op.
Schrijf de ik-vorm erachter.
Jij speelt vals.
Doe het zo: speelt-speel
Nu jij: Hij voetbalt elke woensdag.

Zij schreeuwen in mijn oor!

Hij beledigt mij altijd.

Haal de bijvoeglijk naamwoorden uit de zin:
Hij heeft een mooie, korte broek.

Zij draagt een groene, katoenen jurk.

Het glazen huis staat op het grote veld.

Zij hebben knallende ruzie.

Wat een zware tas met stenen!

Letterlijk

Figuurlijk