Net als in het geval van het deeltje in een doos, kan ook het elektron in een waterstofatoom gezien worden als een staande golf.
Net als bij het deeltje in een doos, kan ook hier
het elektron in waterstof in de grondtoestand
of één van de aangeslagen toestanden
bevinden.
In elke toestand bevindt het elektron zich in
een andere schil om de kern.
Het atoommodel van Bohr
Slide 4 - Slide
In elke schil heeft het elektron een specifieke energie. In een opdracht onder aan deze paragraaf zullen we bewijzen dat de energieniveaus die bij deze toestanden horen gegeven worden door:
met En in eV en n het energieniveau.
Het atoommodel van Bohr
En=−n213,60
Slide 5 - Slide
Net als bij het deeltje in het doosje, kan een elektron in waterstof verspringen naar een hoger energieniveau door een foton op te nemen en kan het elektron verspringen naar een lager niveau door dit
foton weer uit te zenden. Ook voor het
elektron in een waterstofatoom geldt dus:
Het atoommodel van Bohr
Efoton=ΔE
Slide 6 - Slide
Zowel in de formule als in het diagram zien we dat het elektron in zijn grondtoestand (n = 1) een energie heeft van -13,6 eV. Met een foton van 13,6 eV, komt het elektron op schil n = ∞ terecht. Hier geldt -13,6 + 13,6 = 0 eV.
Als men nog meer energie zou toevoegen, dan ontsnapt het elektron en als gevolg wordt het waterstof atoom geïoniseerd. We hebben hiermee dus gevonden dat de ionisatie- of uittree-energie van waterstof gelijk is aan 13,6 eV.
Bij een overgang van n = 3 naar n = 2, komt bijvoorbeeld een foton vrij met de volgende energie:
Op den duur valt het elektron helemaal terug naar zijn grondtoestand. Soms gebeurt dit in één stap en soms in meerdere stappen. Hieronder zien we bijvoorbeeld de verschillende manieren waarop een
elektron in een waterstofatoom van de derde
aangeslagen toestand (n=4) kan terugvallen naar de
grondtoestand (n=1).
Grondstoestand
Efoton=ΔE
Slide 8 - Slide
De fotonen die bij waterstof vrijkomen als elektronen van een willekeurige aangeslagen toestand naar de eerste aangeslagen toestand (n = 2) vallen,
behoren tot de zogenaamde Balmerserie.
De eerste paar fotonen uit de Balmerserie
vallen in het zichtbare spectrum. De
golflengtes die bij deze fotonen horen komen precies overeen met de spectraallijnen die
horen bij waterstof. Niels Bohr was hiermee
de eerste die de spectraallijnen kon verklaren.
Series
Slide 9 - Slide
Antwoord:
q = e, het elementair ladingsquantum
In deze opdracht gaan we afleiden op welke afstanden de schillen zich bevinden in het waterstofatoom.
a. Voor het elektron in zijn baan om het proton in het waterstofatoom geldt:
Opdracht 3a van WS
Felek=Fmpz
r2fq1q2=rmv2
→rfq1q2=mv2
→rfe2=mv2
rfe2=mv2
Slide 10 - Slide
Antwoord:
Er past telkens een heel aantal golven in een schil. De omtrek van de schil is gelijk aan de
omtrek van een cirkel. Er geldt dus:
Als we dit combineren met , dan vinden we:
Als we dit omschrijven, dan vinden we:
b. Niels Bohr stelde het elektron in waterstof voor als een golf die rond het proton draaide (zie de onderstaande afbeelding).
Hij leidde hiermee af dat de snelheid van het elektron in de nde schil gelijk is aan:
Er geldt hier dat ℏ gelijk is aan .
Leid deze formule af.
Opdracht 3b van WS
2πr=nλ
vn=mrnℏ
ℏ=2πh
λ=ph=mvh
(λ=)mvh=n2πr
hn=2πrmv
→v=2πmrhn
→v=2πhmrn=mrℏn
Slide 11 - Slide
Antwoord:
Van vraag a hebben we:
Als we dit combineren met , dan vinden we:
voor n = 1:
c. Laat nu zien dat:
waarin:
Opdracht 3c van WS
rn=n2r12
r1=fme2ℏ2
rfe2=mv2
vn=mrnℏ
rfe2=m(mrnℏ)2
→rfe2=m2r2mn2ℏ2
→fe2=mrn2ℏ2
→r=fme2n2ℏ2
r1=fme2ℏ2
→fe2mr=n2ℏ2
Slide 12 - Slide
Antwoord:
Met vinden we:
Met vinden we dan:
d. We gaan nu naar de energie van het elektron in het waterstofatoom kijken. Er geldt:
De eerste term is de bekende kinetische energie van het elektron en de tweede term de elektrische energie van het elektron.
Copernicus kwam als eerste met bewijs voor het heliocentrische model.
a. Wat is het heliocentrische model?
b. Welk bewijs vond hij? Gebruik in je antwoord in ieder geval het woord retrograde beweging.
Opgave 2
Galileo vond tevens een bewijs dat het geocentrische model verwierp. Welk bewijs vond hij en waarom verwierp dit het geocentrische model?
Opgave 3
Toen men nog geloofde dat de aarde niet om zijn eigen as draait, moest men aannemen dat de sterren elke 24 uur een rondje om de aarde maakten. Leg uit waarom men dit dacht.
Opgave 4
De maan draait in iets meer dan 27 dagen in een baan om de aarde.
a. Leg uit wanneer zons- en maansverduisteringen plaatsvinden tijdens deze beweging.
b. Leg uit waarom niet elke 27 dagen een zons- of maansverduistering plaatsvindt.
c. Leg uit of er in de middag een volle maan zichtbaar kan zijn.
Slide 16 - Slide
Opgaven
Opgave 1
Copernicus kwam als eerste met bewijs voor het heliocentrische model.
a. Wat is het heliocentrische model?
b. Welk bewijs vond hij? Gebruik in je antwoord in ieder geval het woord retrograde beweging.
Opgave 2
Galileo vond tevens een bewijs dat het geocentrische model verwierp. Welk bewijs vond hij en waarom verwierp dit het geocentrische model?
Opgave 3
Toen men nog geloofde dat de aarde niet om zijn eigen as draait, moest men aannemen dat de sterren elke 24 uur een rondje om de aarde maakten. Leg uit waarom men dit dacht.
Opgave 4
De maan draait in iets meer dan 27 dagen in een baan om de aarde.
a. Leg uit wanneer zons- en maansverduisteringen plaatsvinden tijdens deze beweging.
b. Leg uit waarom niet elke 27 dagen een zons- of maansverduistering plaatsvindt.
c. Leg uit of er in de middag een volle maan zichtbaar kan zijn.