wat iemand bij een normale ademhaling in en uit-ademt
lucht die je maximaal extra inademt bovenop je normale ademhaling
ademvolume + rest inademingscapaciteit
lucht die je nog extra uit kun ademen nadat je gewoon hebt uitgeademd
lucht die in je longen achterblijft nadat je maximaal hebt uitgeademd
wat je maximaal in- en uit kunt ademen
vitale capaciteit + restvolume
vitale capaciteit
inademings-reservevolume
ademvolume
restvolume
(uitademings) Reservevolume
inademings-capaciteit
totale long-capaciteit = longvolume
1 / 52
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
wat iemand bij een normale ademhaling in en uit-ademt
lucht die je maximaal extra inademt bovenop je normale ademhaling
ademvolume + rest inademingscapaciteit
lucht die je nog extra uit kun ademen nadat je gewoon hebt uitgeademd
lucht die in je longen achterblijft nadat je maximaal hebt uitgeademd
wat je maximaal in- en uit kunt ademen
vitale capaciteit + restvolume
vitale capaciteit
inademings-reservevolume
ademvolume
restvolume
(uitademings) Reservevolume
inademings-capaciteit
totale long-capaciteit = longvolume
Slide 1 - Drag question
Het langst dat iemand ooit zijn adem ingehouden heeft is 17 min en 4 sec. Dit record werd bereikt door de Amerikaanse illusionist David Blaine. Wat zal er tijdens deze 17 min met de pH van zijn bloed zijn gebeurd?
A
de pH steeg
B
de pH daalde
C
Bleef gelijk
Slide 2 - Quiz
BINAS 83D. Bij welke temperatuur is hemoglobine eerder verzadigd?
A
20 graden
B
30 graden
C
37 graden
D
42 graden
Slide 3 - Quiz
83D. Hemoglobine van een volwassene verschilt iets met die van een ongeboren kind. In je spieren heb je een speciale vorm van hemoglobine: myoglobine. Welke conclusie kun je trekken uit de tabel rechtsonderin?
A
Myoglobine bindt moeilijker met zuurstof dan hemoglobine
B
Hemoglobine van een ongeboren kind heeft een hogere affiniteit voor zuurstof dan hemoglobine
C
Bij een lage pO2 wordt minder zuurstof afgegeven door hemoglobine dan door myoglobine
D
Geen van alle conclusies.
Slide 4 - Quiz
A
1 & 3
B
1 & 4
C
2 & 3
D
2 & 4
Slide 5 - Quiz
Welke variatie vind je in het hooglandhemoglobine?
A
De Hb heeft een steilere verzadigingskromme
B
De Hb heeft een minder steile verzadigingskromme
C
Hb komt in een hogere conc. in het bloed
D
Hb komt in een lagere conc. in het bloed
Slide 6 - Quiz
Thema 3: Gaswisseling en uitscheiding
Paragraaf 4: De nieren
Slide 7 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de bouw, werking en functie van de nieren en de urinewegen beschrijven
Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de nieren (homeostase)
Slide 8 - Slide
Uitscheidingsstelsel
De afvalstoffen worden via de aorta naar de nierslagader vervoert.
de nieren zuiveren dit en vervoeren dit via de nierader naar de onderste holle ader
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Functies nieren
Slide 14 - Slide
Ligging
Slide 15 - Slide
nierschors (verwijderen afvalstoffen)
niermerg ( verwijderen afvalstoffen)
nierbekken( urine wordt verzameld)
nierslagader ( vol afvalstoffen!)
nierader (gezuiverd bloed)
urineleider (urine afvoeren)
Slide 16 - Slide
Bouw
Slide 17 - Slide
Werking nefron
Slide 18 - Slide
Voorurine wordt geproduceerd door ultrafiltratie van bloed (hoge druk) in de glomerulus en komt binnen het kapselvan Bowman.
BINAS 85A
Slide 19 - Slide
Ultrafiltratie
Slide 20 - Slide
Terugresorptie
Slide 21 - Slide
Binas
hier vindt 80% van de opname plaats van voedingsstoffen (actief transport) en van water (osmose, via aquaporine-1)
hier vindt de laatste wateropname plaats o.i.v. ADH (aquaporine-2) (fine tuning)
toenemende osmotische waarde
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Werking van de nieren
Afvalstoffen uit het bloed zuiveren (zoals zouten)
Niermerg en nierschors maken hier urine van Urine wordt verzameld in de nierbekkens
Slide 24 - Slide
Doorbloeding nieren
Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.
Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel
Slide 26 - Slide
1e kronkelige nierbuisje
2e kronkelige nierbuisje
Lis van Henle (BINAS)
Intensief contact tussen nierbuisjes en bloedvaten
=> er kunnen stoffen uit de voorurine worden teruggehaald (= terugresorptie) en extra worden toegevoegd (= excretie)
Slide 27 - Slide
Nierslagader
Veel glucose
Veel zuurstof
Weinig koolstofdioxide
Veel ureum
Nierader
Weinig glucose
Weinig zuurstof
Veel koolstofdioxide
Weinig ureum
Slide 28 - Slide
Waterhuishouding & hormonen
ADH: Antidiuretisch hormoon -> Anti-plashormoon
Te hoge osmotische waarde bloed gemeten in hypothalamus -> ADH -> wand verzamelbuisje meer permeabel voor water -> water vanuit voorurine naar niermerg/bloed -> minder urineproductie -> osmotische waarde daalt
Alleen bij een te hoge osmotische waarde
Slide 29 - Slide
Overige uitscheidingsorganen
Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten
Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen
Longen: uitscheiding van koolstofdioxide
Huid: uitscheiding van water en zouten
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
biologiepagina.nl
Slide 32 - Link
biologiepagina.nl
Slide 33 - Link
Een deel van het bloedplasma wordt in een niereenheid uitgescheiden (ultrafiltratie). In welk deel van een niereenheid gebeurt dit?
A
in de glomerulus
B
in het kapsel van Bowman
C
in de lis van Henle
D
in de verzamelbuis
Slide 34 - Quiz
Door welk van de volgende factoren vindt de ultrafiltratie plaats?
A
diffusie
B
osmose
C
gefaciliteerde diffusie
D
bloeddruk
Slide 35 - Quiz
De concentratie van glucose in de urine is 0, terwijl die in de voorurine 0,1 g/L is, hoe kan dat?
Slide 36 - Open question
De glomerulus is een kluwen van fijne haarvaten dat door het nierkapsel (kapsel van Bowman) omgeven wordt, hier vindt de filtratie plaats. Welke van de onderstaande stoffen verlaat de bloedbaan NIET bij de filtratie?
A
glucose
B
zouten
C
eiwitten
D
vitamine C
Slide 37 - Quiz
Het nierkapsel met de glomerulus heeft een lichaampje van Malpighi. In welk deel van de nieren ligt de liggen de lichaampjes van Malpighi en het eerste deel van de gekronkelde buis?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
Slide 38 - Quiz
Bekijk tabel 85B in je Binas; Welk van de genoemde stoffen wordt het minst teruggeresorbeerd?
Slide 39 - Open question
In welk deel van de nieren liggen de lissen van Henle?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
Slide 40 - Quiz
Welke conclusie kun je trekken over de filtratie en terugresorptie van Na+?
A
er vindt geen filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
B
er vindt volledige filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
C
er vindt geen filtratie plaats en vrijwel volledige resorptie
D
er vindt volledige filtratie plaats en bijna volledige resorptie
Slide 41 - Quiz
Door welk transportmechanisme vindt wateropname uit de nierbuisjes plaats?
A
door diffusie
B
door osmose
C
door gefaciliteerde diffusie
D
door actief transport
Slide 42 - Quiz
wat heeft zout- en wateropname te maken met bloeddrukregulatie?
Slide 43 - Open question
Zal de hypofyse bij een te hoge osmotische waarde van het bloedplasma meer of minder ADH afgeven? En zal daardoor de osmotische waarde stijgen of dalen?
A
meer ADH, de osmotische waarde stijgt
B
meer ADH, de osmotische waarde daalt
C
minder ADH, de osmotische waarde stijgt
D
minder ADH, de osmotische waarde daalt
Slide 44 - Quiz
er worden na het nierkapsel niet alleen stoffen geresorbeerd, maar ook afgestaan aan de nierbuisjes; welke stoffen zijn dat?
Slide 45 - Mind map
in welke twee delen van een niereenheid bevindt zich dit koolzuuranhydrase?
Slide 46 - Open question
Waardoor wordt urine relatief zuur?
Slide 47 - Open question
Wordt Na+ beter teruggeresorbeerd dan Cl- of andersom?
A
Na+ wordt beter teruggeresorbeerd dan Cl-
B
Cl- wordt beter teruggeresorbeerd dan Na+
Slide 48 - Quiz
Welke stof buffert de pH van het bloed?
Slide 49 - Open question
Leerdoelen
Je kunt de bouw, werking en functie van de nieren en de urinewegen beschrijven
Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de nieren (homeostase)
Maken: opdrachten: 35 t/m 42
timer
5:00
Slide 50 - Slide
Heb je de leerdoelen onder de knie?
😒🙁😐🙂😃
Slide 51 - Poll
Waren er lastige onderdelen? Of heb je nog vragen over bepaalde onderdelen?