This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Radioactiviteit en atomen
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Doel van de les
Aan het einde van deze les kun je...
Slide 2 - Slide
Introduceer het doel van de les en leg uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over radioactiviteit en atomen?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Radioactiviteit
Radioactiviteit kan natuurlijk of kunstmatig zijn. Natuurlijke radioactiviteit komt voor in de natuur, terwijl kunstmatige radioactiviteit wordt geproduceerd in laboratoria.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat radioactiviteit is en introduceer de twee soorten radioactiviteit.
Moleculen
Moleculen van een verbinding bestaan uit twee of meer verschillende elementen. Moleculen van een element bestaan uit dezelfde soort atomen.
Slide 5 - Slide
Beschrijf het verschil tussen moleculen van een verbinding en moleculen van een element.
Opbouw van atomen
Atomen zijn opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen. Protonen hebben een positieve lading, neutronen hebben geen lading en elektronen hebben een negatieve lading.
Slide 6 - Slide
Leg uit hoe atomen zijn opgebouwd uit deeltjes en wat de lading is van elk deeltje.
Aantal protonen
Het aantal protonen in de kern van een atoom bepaalt welk element het is.
Slide 7 - Slide
Laat de leerlingen weten dat het aantal protonen in de kern van een atoom bepaalt welk element het is.
Atoomnummer
Het atoomnummer van een element is het aantal protonen in de kern van een atoom van dat element.
Slide 8 - Slide
Leg het begrip 'atoomnummer' uit en laat de leerlingen weten waar het atoomnummer voor staat.
Isotopen
Isotopen zijn atomen van hetzelfde element met een verschillend aantal neutronen in de kern.
Slide 9 - Slide
Introduceer het begrip 'isotopen' en leg uit wat het betekent.
Atoommassa
De atoommassa van een element is de gemiddelde massa van alle isotopen van dat element.
Slide 10 - Slide
Laat de leerlingen weten wat de atoommassa van een element is.
Stabiele isotopen
Stabiele isotopen blijven voor altijd hetzelfde.
Slide 11 - Slide
Leg het verschil uit tussen stabiele en onstabiele isotopen.
Radioactieve isotopen
Radioactieve isotopen zijn isotopen die op natuurlijke wijze vervallen en straling uitzenden.
Slide 12 - Slide
Leg uit wat radioactieve isotopen zijn en hoe ze zich gedragen.
Halveringstijd
De halveringstijd is de tijd die het kost voor de helft van de oorspronkelijke hoeveelheid van een radioactieve isotoop om te vervallen.
Slide 13 - Slide
Introduceer het begrip 'halveringstijd' en leg het uit.
Gebruik van radioactieve isotopen
Radioactieve isotopen worden gebruikt in de medische wereld om ziektes te onderzoeken en te behandelen.
Slide 14 - Slide
Beschrijf enkele toepassingen van radioactieve isotopen in de medische wereld.
Afval van radioactieve isotopen
Afval van radioactieve isotopen moet op een veilige manier worden opgeslagen en behandeld vanwege de gevaarlijke straling.
Slide 15 - Slide
Leg uit hoe het afval van radioactieve isotopen moet worden behandeld en opgeslagen.
Oefenvraag 1
Wat is het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige radioactiviteit?
Slide 16 - Slide
Stel een vraag om de kennis en het begrip van de leerlingen te testen.
Oefenvraag 2
Wat is het atoomnummer van een element?
Slide 17 - Slide
Stel een vraag om de kennis en het begrip van de leerlingen te testen.
Oefenvraag 3
Wat zijn isotopen?
Slide 18 - Slide
Stel een vraag om de kennis en het begrip van de leerlingen te testen.
Oefenvraag 4
Wat is de halveringstijd van een radioactieve isotoop?
Slide 19 - Slide
Stel een vraag om de kennis en het begrip van de leerlingen te testen.
Samenvatting
We hebben geleerd over radioactiviteit, atomen, moleculen en isotopen.
Slide 20 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Vragen
Zijn er nog vragen?
Slide 21 - Slide
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Bronnen
Hier zijn enkele bronnen die je kunt raadplegen voor meer informatie:
Slide 22 - Slide
Geef enkele suggesties voor bronnen die de leerlingen kunnen raadplegen voor meer informatie.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 23 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 24 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 25 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.