Correct taalgebruik passend bij de doelgroep: Zakelijke teksten
Correct taalgebruik passend bij de doelgroep: Zakelijke teksten
1 / 11
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 1
This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Correct taalgebruik passend bij de doelgroep: Zakelijke teksten
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je je doelgroep identificeren en hun behoeften begrijpen.
Aan het einde van de les kun je de kernboodschap van je tekst definiëren.
Aan het einde van de les kun je passende aanspreekvormen voor je doelgroep kiezen.
Aan het einde van de les kun je vakjargon en moeilijke woorden uitleggen.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat weet je al over het gebruik van taal in zakelijke teksten?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Kennis van de doelgroep
Het is belangrijk om de doelgroep te kennen en hun behoeften te begrijpen.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Boodschap afstemmen op de doelgroep
Eenvoudige taal moet worden gebruikt, maar vakjargon kan worden uitgelegd.
De aanspreekvorm moet passen bij de doelgroep.
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Gebruik van eenvoudige taal
Eenvoudige taal is makkelijker te begrijpen voor de doelgroep.
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Uitleg van vakjargon en moeilijke woorden
Vakjargon kan worden uitgelegd zodat de doelgroep het begrijpt.
Moeilijke woorden moeten worden verduidelijkt.
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Definitielijst
Doelgroep: De groep mensen voor wie de tekst is bedoeld.
Kernboodschap: De belangrijkste informatie of het belangrijkste idee dat je wilt overbrengen.
Eenvoudige taal: Taal die makkelijk te begrijpen is.
Vakjargon: Specifieke woorden of uitdrukkingen die in een bepaald vakgebied worden gebruikt.
Slide 8 - Slide
This item has no instructions
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 9 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 10 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 11 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.