Herhaling hoofdstuk 9 Meten en redeneren

Herhaling hoofdstuk 9
Meten en redeneren
1 / 28
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 9
Meten en redeneren

Slide 1 - Slide


Welke bijzondere driehoek is driehoek DEF?
A
gelijkbenige driehoek
B
gelijkzijdige driehoek
C
rechthoekige driehoek

Slide 2 - Quiz

Welke bijzondere driehoek
is driehoek KLM?
A
Rechthoekige driehoek
B
Gelijkbenige driehoek
C
Gelijkzijdige driehoek
D
Scherphoekige driehoek

Slide 3 - Quiz

Hoe groot zijn de hoeken van deze driehoek?
A
180 graden
B
50 graden
C
60 graden
D
45 graden

Slide 4 - Quiz

Welk hulpmiddel gebruik je om de driehoek te tekenen als je de lengte van drie zijden weet?
A
Passer
B
Geodriehoek

Slide 5 - Quiz

De blauwe lijn
is een ...
A
deellijn
B
zwaartelijn
C
hoogtelijn
D
middelloodlijn

Slide 6 - Quiz

Een hoogtelijn van uit een hoek ...
A
Staat loodrecht op de overstaande zijde
B
Deelt de overstaande zijde in twee gelijke stukken
C
Deelt de hoek in twee gelijke stukken
D
Is hetzelfde als de middelloodlijn

Slide 7 - Quiz


Wat is de hoogtelijn van AC?   
A
AC
B
AF
C
BE
D
CD

Slide 8 - Quiz

Is hier de middelloodlijn getekend?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wat is een middelloodlijn?

'Dat is een lijn die …'
A
… door het midden van een lijnstuk gaat.
B
… loodrecht op een lijnstuk staat.
C
… loodrecht door het midden van een lijnstuk snijdt.
D
Een zwaarte lijn

Slide 10 - Quiz

In welk plaatje zie je een middelloodlijn?
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

In welke driehoek is een zwaartelijn getekend
A
Driehoek A
B
Driehoek B
C
Driehoek C

Slide 12 - Quiz

Zijn dit zwaartelijnen?
A
Ja
B
Nee
C
Geen idee

Slide 13 - Quiz

Bij welke vierhoek(en) staan de diagonalen loodrecht op elkaar?
A
Vlieger
B
Parallellogram
C
Rechthoek
D
Ruit

Slide 14 - Quiz

Bij welke vierhoek(en) delen de diagonalen elkaar middendoor?
A
Vlieger
B
Ruit
C
Parallellogram
D
Rechthoek

Slide 15 - Quiz

Bij welke vierhoek zijn de diagonalen even lang?
A
Vierkant
B
Ruit
C
Parallellogram
D
Vlieger

Slide 16 - Quiz

Met welke hoek vormt hoek B een F-figuur?
A
D1
B
D2
C
F1
D
F2

Slide 17 - Quiz

Met welke hoek vormt
hoek A een F-figuur?
A
E1
B
D2
C
D1
D
E2

Slide 18 - Quiz

Welke hoeken vormen samen een F-figuur?
A
H2 en F3
B
H2 en F2
C
H2 en F4
D
H2 en F1

Slide 19 - Quiz

Welke hoek vormt samen
met hoek A2 een Z-figuur?
A
E3
B
E2
C
A1
D
E1

Slide 20 - Quiz

Welke hoek vormt samen met hoek E4 een Z-figuur?
A
A2
B
A3
C
E2
D
E1

Slide 21 - Quiz

Welke hoek is even groot
als ,omdat ze samen
een Z-figuur vormen?
B1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 22 - Quiz

Bij het herkennen van F- en Z-figuren heb ik ... lijnen nodig.
A
Loodrechte
B
Evenwijdige
C
Zwaarte
D
Hoogte

Slide 23 - Quiz

Wat is de overstaande hoek van ?
A5
A
A1
B
A2
C
A3
D
heeft geen overstaande hoek

Slide 24 - Quiz

Wat is de overstaande hoek van ?
S6
A
S1
B
S2
C
S3
D
S4

Slide 25 - Quiz

Wat zijn de overstaande
hoeken?
A
∠A1 en ∠A5
B
∠A1 en ∠A3
C
∠A2 en ∠A5
D
∠A2 en ∠A4

Slide 26 - Quiz

Waarom geldt hoek B2 = hoek D1 =
74 graden?
A
F-figuur
B
Gestrekte hoek
C
Overstaande hoeken
D
Z-figuur

Slide 27 - Quiz

Hoe kom ik achter hoek P1,2?
A
Hoek S1 =Hoek P1,2 (F-figuur)
B
Hoek S1 = Hoek P1 (F-figuur)
C
Hoek S1 = P2 (F-figuur)
D
Hoek S1 = Hoek R (Z-figuur)

Slide 28 - Quiz