This lesson contains 26 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Dada
Expressionisme
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Paul van Ostaijen
Bombardementen Antwerpen WO1
Vertrouwde niet op de zichtbare werkelijkheid
Dadaïstische periode (Dada = antikunst, afzettten tegen burgerlijkheid, kunst stelt niets voor)
Muzikale periode: klanken, meetrillend in onderbewustzijn, spontaan, onbevangen als een kind, kinderlijke taal
modernisme/expressionisme/dadaïsme
Slide 9 - Slide
In vergelijking
Geen stroming: combinatie autonomie en traditionele dichtvormen. Bv. Martinus Nijhoff. Eenvoudige taal, comlexe thematiek
Slide 10 - Slide
Martinus Nijhoff
Slide 11 - Slide
Martinus Nijhoff (1894-1953)
Geen modernist (moeilijk een literaire stroming aan te koppelen)
Enerzijds klassiek (eerste twee bundels), vervolgens overeenkomsten met de Nieuwe Zakelijkheid > Parlando poëzie (lijkt op gewone spreektaal)
“Als schrijver gebruikt hij heldere taal waarmee hij moeilijke levensvragen op een begrijpelijke manier weet te formuleren.”
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
We vergelijken twee gedichten
Nijhoff vs Van Ostaijen
Slide 14 - Slide
https:
Slide 15 - Link
Slide 16 - Slide
https:
Slide 17 - Link
Opdracht
Ga in je groepje de gedichten vergelijken
Denk daarbij aan alle theorie die we tot nu toe gehad hebben (metrum, rijmschema’s, strofevormen, interpretatie, beeldspraak, stijlfiguren)
Slide 18 - Slide
Het kind en ik
De ik-persoon vertelt over een moment dat hij bij het water van plan was te gaan vissen. In de eerste strofe vertelt hij dat hij zou gaan vissen en hij schuift het kroos aan de kant. I
n de tweede strofe vertelt hij wat hij ziet nu hij de bodem kan zien. Hij ziet een kind, zichzelf, in een tuin.
Slide 19 - Slide
Het kind en ik
In de derde strofe vertelt hij wat het kind doet, het schrijft. Hij herkent wat het kind schrijft (hij heeft het tenslotte zelf eens geschreven).
In de vierde strofe vertelt hij dat het kind iets schrijft dat hij nog niet geschreven heeft, maar wel zou willen schrijven.
In de vijfde strofe vertelt hij dat de letters worden uitgewist zodra hij weet wat er staat.
Slide 20 - Slide
Het kind en ik
Poëtica: gedicht over dichten
Gekruist rijm
Assonantie: 2 oe, 4 a, 5 e, 18 i
metafoor: vissen = nadenken over vroeger. Wak = gedachtengang. Zwarte spiegelgrond = zijn gedachten. Onbetreden tuin = kind is nog onbeschreven/zuiver.
Slide 21 - Slide
Het kind en ik
Het voegwoord "maar" duidt op iets nieuws. Het is in ieder geval een veralgemening van wat de dichter heeft waargenomen. Namelijk dat het kind de inspiratiebron is van alle poëzie die de dichter nog ooit wenst te schrijven.
Thematiek: dat je wel op zoek kan gaan naar de zuiverheid die je als kind nog hebt, maar dat je dit niet zal vinden. Op het moment dat je het bijna weet zal je er toch net niet achterkomen. Een volwassene is nou eenmaal gevormd door de maatschappij en kan niet zo onwetend, zuiver zijn als een kind.
Slide 22 - Slide
Marc groet 's morgens de dingen
Vrij vers, geen strofenbouw, geen metrum
Herhaling belangrijk, alle regels beginnen met begroeting
Met wit worden pauzes aangegeven
Assonantie
Alliteratie
Gebabbel kind, onbevangen spelen als een kind
Slide 23 - Slide
Marc groet 's morgens de dingen
Kind komt 's morgens beneden en groet de dingen (zie titel). Kijkt als een dichter: spelenderwijs door in het ritme, 'ploem ploem', plezier in alliteratie 'pijp', 'pet. Vis harder gegroet.
Slide 24 - Slide
Evaluatie
Wat zijn belangrijkste verschillen tussen de twee behandelde dichters/gedichten?