Starttaal Instap thema 3 woorden, mailen en instructie

Starttaal Instap
Nederlands
---
Thema 3 
In en om het huis
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Starttaal Instap
Nederlands
---
Thema 3 
In en om het huis

Slide 1 - Slide

Check in: hoe zit je er nu bij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat zijn de leerdoelen van thema 3?
1. Ik ken de begrippen: een instructie, ingrediĂ«nten, inhoud, gebruiksaanwijzing, bewaaradvies en houdbaarheidsdatum, recept, bijsluiter, spelregels.​

2. Ik kan een instructie lezen en uitvoeren​
3. Ik begrijp de pictogrammen veiligheidswaarschuwingen​
4. Ik kan een kalender lezen​
5. Ik kan een formeel telefoongesprek voeren​
6. Ik kan een vraag bedenken aan de telefoon​
8. Ik kan een e-mail sturen naar een organisatie​









Slide 3 - Slide

Programma AVO-les
- Herhaling (Woorden-Pictogrammen- Instructie geven/volgen)
- E-mail
- Zelfstandig werken (boek studieplanner/chromebook)
- Evaluatie

Slide 4 - Slide

Woordenschat

Slide 5 - Slide

Thema 3 woordenschat:
Hoeveel woorden kun jij onthouden?

de gebruiksaanwijzing
het etiket
de e-mail
de waarschuwing
het recept
de instructie
ingrediënten
spelregels
de inhoud
het pictogram
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Welke woorden weet je nog?

Slide 7 - Open question

Maak een zin 
met  het woord
de gebruiksaanwijzing
het etiket
de e-mail
de waarschuwing
het recept
de instructie
ingrediënten
spelregels
de inhoud
het pictogram

Slide 8 - Slide

Kijk naar de foto.
Wat wordt er bedoeld met 14/04/2022?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 9 - Quiz

Kijk naar de foto.
Dit zijn . . . . . . .
voor spaghetti Bolognaise.
A
de instructies
B
de gebruiksaanwijzingen
C
de ingrediënten
D
het kookspullen

Slide 10 - Quiz

Kijk naar de foto.
Welk woord hoort bij
1 KG?
A
de benodigdheden
B
de ingrediënten
C
het recept
D
de inhoud

Slide 11 - Quiz

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 12 - Quiz

Kijk goed naar het plaatje

Slide 13 - Slide

Wat zag je op het plaatje?
A
Pictogrammen
B
Een recept voor wraps
C
Een e-mail voor een gerecht
D
Een recept voor pannenkoeken

Slide 14 - Quiz

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de pictogrammen
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
de instructie

Slide 15 - Quiz

Een pictogram =
A
1000.000 gram
B
een symbool met belangrijke informatie
C
een dief die eten steelt
D
een foto van een gevaarlijke situatie

Slide 16 - Quiz

Kijk goed naar de plaatjes

Slide 17 - Slide

Wat is het verschil tussen
een rood en blauw bord?

Slide 18 - Open question

Handschoenen verplicht
Nooduitgang
Verboden voor honden
Hier is een dokter
Verboden te roken
Afval in de prullenbak 

Slide 19 - Drag question

Instructie

Slide 20 - Slide

Een instructie =
A
Welke spullen je moet kopen
B
Hoeveel er in een pak zit
C
In stappen uitleggen wat je moet doen
D
Informatie over gevaren

Slide 21 - Quiz

Instructie-taal
In een instructie gebruik je vaak de gebiedende wijs. Dat zijn de werkwoorden in de IK-vorm.
   

Bijvoorbeeld: 
Open het blik
Pak 2 tomaten. 
Snijd de tomaten in kleine stukjes.

Slide 22 - Slide


Welke zin staat in de gebiedende wijs?

A
Loop naar de winkel.
B
Wil je naar de winkel lopen?
C
Eerst loop je naar de wi.nkel
D
Wij lopen nu naar de winkel.

Slide 23 - Quiz

Wat is een instructie?
A
Wil je naar de deur lopen?
B
Jij loopt naar de deur en doet het licht aan.
C
Loop naar de deur , doe het licht aan.
D
Wat fijn dat jij het licht aan wilt doen!

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Link

Welke instructie waren
ze vergeten te geven in het filmpje?

Slide 26 - Open question

Instructie-opdracht: 
Hoe maak je deze boterham?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Buiten de les opdracht

Slide 30 - Slide

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is . . .

Slide 31 - Open question

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is . . .

Slide 32 - Open question

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is . . .

Slide 33 - Open question

Een e-mail sturen

Slide 34 - Slide

Heb je weleens een e-mail gestuurd?
JA
NEE

Slide 35 - Poll

Naar wie sturen mensen een e-mail. Geef een voorbeeld.

Slide 36 - Open question

Wat is een goede aanhef voor een e-mail naar een onbekend persoon?
A
Hoi,
B
Hallo,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hoe gaat het?

Slide 37 - Quiz

Welk leesteken hoort er aan het einde van deze zin?

Wanneer kan ik met werken beginnen

Slide 38 - Open question

Wat mist er bij deze zin:
alvast bedankt voor uw antwoord!
A
Hoofdletter
B
Leestekens
C
Taalfout
D
Een werkwoord

Slide 39 - Quiz

Een e-mail heeft de volgende onderdelen:

e-mail adressen
Onderwerp
----------
Aanhef
Bericht
Slotgroet

Slide 40 - Slide

Een e-mail naar school.
Zet de letters in de goede volgorde
A- Beste mevrouw Andes
B- Aan: Jola.andes@planet.nl
Van: 165273@nuovo.eu
C- Bedankt voor uw antwoord.
D- Op 15 juni gaat mijn tante trouwen. Mag ik deze dag vrij krijgen van school?
E- Met vriendelijke groet,
Maria Suerte
F-Onderwerp: bruiloft tante

Slide 41 - Slide

Slotvraag: Wat is de goede volgorde
van de e-mail?
A
A-D-E-B-F-C
B
B-E-C-D-A-F
C
A-D-C-F-B-E
D
B-F-A-D-C-E

Slide 42 - Quiz

De e-mail naar school (in goede volgorde)
B- Aan: Jola.andes@planet.nl
Van: 165273@nuovo.eu
F-Onderwerp: bruiloft tante
A- Beste mevrouw Andes
D- Op 15 juni gaat mijn tante trouwen. Mag ik deze dag vrij krijgen van school?
C- Bedankt voor uw antwoord.
E- Met vriendelijke groet,
Maria Suerte

Slide 43 - Slide

Zelfstandig werken: 
A Taak E + F boek (zie studieplanner)
B Stuur een e-mail (chromebook)
C Plan voor een instructiefilmpje (opdrachtenblad)
E-mail opdracht:
Situatie: je zoekt een bijbaan. Schrijf een mail naar jouw favoriete bijbaan. 
In de mail staat:
- Onderwerp 'bijbaan'
- Aanhef
- Vertel wie je bent
- Zeg dat je wilt werken en waarom daar je wilt werken
- Geef je beschikbaarheid door
- Slotgroet
Verzend naar: cwit@pouwercollege.nl
Check de spelling, hoofdletters en leestekens!

Slide 44 - Slide

Evaluatie

Slide 45 - Slide

Geef jezelf een cijfer voor je INZET.
0100

Slide 46 - Poll

Noem 3 dingen die je
bij thema 3 hebt geleerd.

Slide 47 - Mind map

Leerdoelen van thema 3 - toets woensdag 13 april
1. Ik ken de begrippen: een instructie, ingrediĂ«nten, inhoud, gebruiksaanwijzing, bewaaradvies en houdbaarheidsdatum, recept, bijsluiter, spelregels.​

2. Ik kan een instructie lezen en uitvoeren​
3. Ik begrijp de pictogrammen veiligheidswaarschuwingen​
4. Ik kan een kalender lezen​
5. Ik kan een formeel telefoongesprek voeren​
6. Ik kan een vraag bedenken aan de telefoon​
8. Ik kan een e-mail sturen naar een organisatie​









Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide