Les 2 - V4 - practicar indefinido - escribir párrafo 1

1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Un  vídeo
Mira el vídeo y habla después con tu compañero/a de clase en holandés sobre qué es lo que vamos a hacer hoy en la clase de  español.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Un  vídeo
Habla  con tu compañero/a de clase en holandés sobre qué es lo que vamos a hacer hoy en la clase de  español.
timer
0:30

Slide 4 - Slide

La clase de español V4
Los objetivos de la clase son:
practicar con el indefinido irregular y 
escibir el primer párrafo de tu carta

Slide 5 - Slide

La clase anterior
Habla con tu compañero/a de clase en holandés:
  1. ¿Qué exámenes tienes en periodo 2?
  2. ¿Sobre qué tienes que escribir una carta a la profe?
  3. Nombra 3 países latinoamericanos.
  4. ¿Qué errores hiciste en el examen de gramática?

timer
2:00

Slide 6 - Slide

La preparación para hoy
Aprender lista de vocabulario (geografía y viajar). N-S pagina 4 hasta 6 del nuevo reader.

Aprender las formas del indefinido y del imperfecto (apuntes y bijlage)
aprender uso de hay/ser/estar (bijlage).

Slide 7 - Slide

Repasar el vocabulario
Escribe la palabra en español en tu pizarra blanca

Slide 8 - Slide

Repasar la gramática
Escribe en tu pizarra blanca:
en el indefinido:
1. estar, yo
2. viajar, nosotros
3. llegar, vosotros
4. ir, tú

Slide 9 - Slide

Una canción con el indefinido
Escribe los verbos en el indefinido y después escucha la canción Shakira

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Zo dadelijk krijg je een aantal beweringen over de indefinido/imperfecto.
Als je denkt dat het niet waar is, dan steek je het rode blad in de lucht.

Slide 12 - Slide

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen dat je vorige zomer naar Chile op vakantie bent geweest.
A
Waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen wat je achtereenvolgens tijdens je reis naar Latijnsamerika hebt gedaan en meegemaakt.
A
Waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen wat voor het weer tijdens je vakantie was.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen dat je met het vliegtuig om 8.00 uur 's ochtends bent vertrokken.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen hoe laat je aankwam op het vliegveld van Lima.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen dat de vlucht 7 uur duurde
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

De indefinido wordt gebruikt om te vertellen dat je vertraging had.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Párrafo 1 - introducción
Leg uit waarom je deze brief schrijft 
Waar ben je naar toe gegaan? Waarom daar?
Waar ligt het?
Wat kun je meer vertellen over dat land? (zie jouw Ficha de trabajo)
Met wie ben je daar naar toe gegaan?
Wanneer was je daar?
Hoelang was je daar?
Sla steeds een witregel over, dan kan je daar later verbeteringen opschrijven.
Hulpmiddelen:
woordenboek
aantekeningen

timer
20:00

Slide 20 - Slide

Párrafo 2 - El viaje de ida a tu país

Vertel over de heenreis in 100 woorden. Verwerk daarin het volgende (indefinido/imperfecto):
Welke datum / dag/ tijd vertrokken jullie en waarvandaan.
Beschrijf hoe de reis verliep (bezigheden, tegenslag, stewardessen, eten etc.)
Hoe lang duurde de reis?
Wanneer/hoe laat kwamen jullie aan en waar?
Gebruik vocabulaire uit de reader, ook bijvoeglijke nw-en

Tip
Schrijf de alinea eerst in het Nederlands.
Gebruik korte zinnen.
Alleen korte zinnen kan je makkelijk vertalen naar het Spaans.
Doe alsof je het aan een klein kind vertelt.

Slide 21 - Slide

Levanto la mano si . . . 
1. . . . sabes las terminaciones del indefinido
2. . . . conoces los verbos irregulares del indefinido
3. . . . has escrito 8 frases del primer párrafo hoy

Slide 22 - Slide

La preparación para el jueves
aprender vocabulario ciudad, pueblo y campo N-S
aprender las formas del indefinido (regular e irregular - estar, tener, querer, ir, ser, hacer)
aprender las formas del imperfecto (regular e irregular)

Slide 23 - Slide