Prefixes and Suffixes

Good morning A3A!
Good morning!

1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Good morning A3A!
Good morning!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 Proefwerk x3
- optioneel (niet verplicht) 

- Als je het proefwerk wilt doen, vergeet dan niet om mij een berichtje te sturen!
- Je moet alle woorden en grammatica van hoofdstuk 4 leren.
- Het  is op 15 mei.(na meivakantie)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Prefixes and Suffixes
Voorvoegsels 
&
Achtervoegsels

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Learning goals 
  • I know what suffixes and prefixes are.
  • I know how to use suffixes and prefixes.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Link

This item has no instructions

Please take out your laptop
And log into LessonUp

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Prefixes en Suffixes
  • Een prefix is een voorvoegsel wat je voor een woord zet. 
  • Een suffix is een achtervoegsel wat je achter een woord zet. 
  • Prefixes en suffixes veranderen de betekenis van het woord.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Prefix (Voorvoegsel)
  • In het Nederlands gebruik je ook her als een voorvoegsel
  • Schrijven          herschrijven
  • Gebruiken        hergebruiken
  • Formuleren     herformuleren
  • Her gebruik je om aan te geven dat je iets opnieuw doet of moet doen. In het Engels gebruik je dan re. 
  • rewrite, reuse, reformulate

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Prefix 
Deze komen voor een woord, om hiermee de betekenis te veranderen.
Bijvoorbeeld :
fair   --      unfair                               eerlijk - oneerlijk
Example: It's unfair to give you five tests in one week. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Prefixes (voorvoegsels)
Prefixes zijn letters die voor het woord komen, en daarmee de betekenis van het woord veranderen.
  • non- / un- / im- /il-in-/ ir-dis- = "niet" of "tegenovergestelde"
  • re- = "opnieuw", "terug" of "als reactie op"
  • mis- = "verkeerd" of "niet"

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Use a prefix .
What is the opposite of happy?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Use a prefix .
What is the opposite of legal?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Use the prefix:
We need to ......... (heat) our food, it had gone cold.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Which is the correct opposite of agree?
A
misagree
B
unagree
C
iragree
D
disagree

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Match the corresponding prefix.
dependent
honest
use
kind
patient
dis
im
un
in
re

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Suffix (Achtervoegsel)
Deze komen achter een woord, om hiermee de betekenis te veranderen.
Bijvoorbeeld:
Bike --> Biker               Fiets --> Fietser
Draw --> Drawing                Tekenen --> Tekening
Wat verandert er hier?


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Suffixes (achtervoegsels)
Letters die achter het woord komen, en daarmee de betekenis van het woord veranderen.
  • -er = degene die de actie doet /  om iets te vergelijken (vergrotende trap)
  • -ing/-ment = verandert het werkwoord in een zelfst. nw
  • -ness = verandert bijwoord/bijv.nw in een zelfst. nw
  • -ful= iets of iemand heeft een bepalde eigenschap
  • -less=  ''zonder''.
  • -able= om te zeggen dat iets mogelijk is

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Prefixes
Suffixes
Komt nรก het woord
Komt vรณรณr het woord

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Prefixes
Suffixes
re, non, il
er, ing, less, ment
misuse, unknown
building, agreement

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Complete the words with the correct prefixes (drag the prefixes to the correct spot)
un
dis
re
mis
...........real
..........play
.............understand
..............agree

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Complete the words with the correct suffixes (drag the suffixes to the correct spot)
er
less
ing
ment
sing....
draw...
assign..
home...

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

You are always _____ (polite) to your teacher.
A
un-
B
im-
C
in-
D
un-

Slide 24 - Quiz

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
How can I make this test ______(appear)?
A
in-
B
im-
C
dis-
D
un -

Slide 25 - Quiz

un- / in- / im- / ir- / il- / dis-
-ing (painting)
un- (unlock)
-less
(fearless)
mis- (misheard)
re- 
(rewrite)
verandert het werkwoord in een zelfst. nw
the opposite of an action 
without (zonder)
do something incorrectly
again

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Suffixes
-er
-ing
-ment
-ness
ill
dance (person)
assign
encourage
drive (person)
sad
sing (action)
buzz (sound)

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Match the corresponding suffix.
read
argue
sleep
weak
ment
ness
less
ing

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

1. I know what prefixes and suffixes are.
2. I can correctly form and use prefixes and suffixes.
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 29 - Poll

This item has no instructions

Well done!




Now, Let's practice on Stepping Stones! E Writing & Grammar




Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Zie Magister

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

See you!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions