- Waar gaat het over? (2.2 tot en met 2.4)
- Telkens een paragraaf lezen (bv 2.2.1)
- Let op de begrippen in de tekst (onderstreept)
- Daarna invulsamenvatting (invullen en inleveren)
- Begrippenlijst (herhalen)
- Oefening: opdrachten maken (mag je ook invullen en inleveren)