This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Gesprektechnieken
'Fasen gesprek'
&
'Soorten vragen'
&
DISC
Slide 1 - Slide
Doelen
Aan het einde van les kun je vertellen welke fases je moet doorlopen in een gesprek.
Aan het einde van de les kun je opnoemen welke soorten vragen er zijn.
Slide 2 - Slide
Een gesprek voeren
In je werk zal je veel gesprekken gaan voeren: met cliënten, collega's, met andere werknemers en ook met mensen uit andere disciplines zoals familie, artsen, brandweerpersoneel, beveiliging, politie, enz.
Slide 3 - Slide
Fasen van een gesprek
1. Begin van het gesprek-> inleiding
'Mag ik u iets vragen?'
2. Onderhouden van het gesprek-> LSD
'het gesprek aansturen op het doel'
3. Einde van het gesprek-> afronden
aangeven dat je het gesprek wilt stoppen
Slide 4 - Slide
Wat heb je nodig voor een doelgerichte gesprek?
Voor doelgerichte gesprek zijn actief luisteren, vragen stellen en samenvatten
belangrijk.
Kennen we deze 3 vaardigheden nog?
Slide 5 - Slide
Waar staat LSD- methode voor?
A
Lezen, schrijven en doorvragen
B
Luisteren, schrijven en doen
C
Luisteren, samenvatten en doorvragen
D
Lezen, samenvatten en doen
Slide 6 - Quiz
Actief luisteren
Actief luisteren kan zowel verbaal (met woorden) als non-verbaal (zonder woorden,
dus met houding, gebaren of mimiek).
Denk dus aan je houding als je in gesprek bent met iemand!
Slide 7 - Slide
Vragen stellen
Vragen stellen hoort bij de sturende luistervaardigheden. Door vragen te stellen krijg je concrete informatie en daardoor een goed beeld van de situatie. Pas als je concrete informatie hebt, kan je een situatie juist beoordelen.
We gaan dus niet zelf invullen! Denk aan interpretaties van de vorige les.
Slide 8 - Slide
Samenvatten
Samenvatten is een vaardigheid die vaak tijdens of na het vragen stellen gebeurt.
Door het stellen van vragen heb je veel informatie ontvangen. Het is belangrijk dat je
de informatie samenvat om de volgende redenen:
- Je kan bepalen of je het goed begrepen hebt.
- De ander ziet dat je goed geluisterd hebt.
- Zo dwingt je jezelf eerst te luisteren en te begrijpen, voordat je reageert.
Slide 9 - Slide
soorten vragen
Slide 10 - Mind map
Soorten vragen
- Open vragen
- Gesloten vragen
- Suggestieve vragen
- Reflectieve vragen
- Dubbele vragen
Slide 11 - Slide
Bij het stellen van een open vraag is de ander vrij in het formuleren van een antwoord.
Een gesloten vraag biedt aan jou meestal twee of soms drie mogelijkheden.
Vaak is een gesloten vraag een die je met ja of nee kunt beantwoorden
Suggestieve vragen zijn vragen waarin je eigen mening al verwoord zit.
Reflectieve vragen zijn meer gericht op het controleren van een antwoord.
Ketting vragen zijn vragen waarbij je achter elkaar meerdere vragen stelt zonder dat de ander een mogelijkheid krijgt om hierop een antwoord te geven.
Slide 12 - Slide
Welke is een open vraag?
Hoelang heb je hier problemen mee? of Jij hebt het werk zeker niet afgekregen?
Slide 13 - Open question
'Heb je hulp nodig?'
Welke soort vraag is dit..
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Suggestieve vraag
D
Reflectieve vraag
Slide 14 - Quiz
'Je begrijpt zeker wel dat je niet in het systeem mag komen?'
Welke soort vraag is dit...
A
Gesloten vraag
B
Suggestieve vraag
C
Open vraag
D
Reflectieve vraag
Slide 15 - Quiz
Vind jij ook niet, dat je niet moet blijven werken als je ziek bent? En vind je ook niet dat het allemaal een gedoe is met ziekmelden? Hoe meld je je eigenlijk ziek?
Dit is een voorbeeld van...
A
Dubbele vraag
B
Gesloten vraag
C
Suggestieve vraag
D
Reflectieve vraag
Slide 16 - Quiz
Casus
Dhr. in ‘t Veld geeft aan dat hij veel geluidsoverlast heeft. Ook klaagt hij dat er veel hangjongeren bij elkaar komen in het trappenhuis. Hij geeft aan dat hij dit niet met die jongeren durft te bespreken omdat hij zich dan onveilig voelt. Daardoor kunnen zij niet communiceren.
Jij gaat het gesprek voeren met de jongere, hoe pak je dit aan?
Hoe begin je het gesprek?
Welke vragen stel je?
Hoe sluit je het gesprek af?
Slide 17 - Slide
Denk aan verloop van het gesprek.
Fase 1 inleiding
Fase 2 inhoud -> LSD methode
Fase 3 afsluiten
Denk aan soorten vragen.
Open vragen
Gesloten vragen
Reflectieve vragen
Suggestieve vragen
Dubbele vragen
Slide 18 - Slide
Disc
Slide 19 - Slide
Communicatiestijl
Slide 20 - Slide
Opdracht
Maak de test op:
www.123test.nl/disc-test
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Opdracht
In de volgende dia's zien jullie effectieve manieren om beter te communiceren bij elke stijl. Beschrijf in je eigen woorden hoe jij hier aan kunt gaan werken. Doe dit in hetzelfde word document als van de disc-opdracht opdracht.
Slide 23 - Slide
Uitslag
Het doel is nu om te kijken of dit matcht met elkaar.
Komt er uit de test hetzelfde als wat jij dacht?
Beschrijf dit uitgebreid in een word document en koppel de uitslag aan de praktijk.
Slide 24 - Slide
Effectief communiceren per kleur
Rood: Dominant persoon
Praat over de grote lijnen en vermijd details (resultaat).
Geef alternatieven of opties en laat de ander zelf kiezen..
Ga niet in discussie en focus je op de feiten.
Geef de ander het gevoel dat hij de controle heeft.
Creëer een win/win-situatie.
Slide 25 - Slide
Geel: invloed persoon
Wees vriendelijk en persoonlijk.
Maak contact en ga het gesprek aan.
Geef complimentjes en toon je waardering.
Vermijd details en zorg dat de ander overzicht krijgt/houdt.
Bied structuur en behoud de regie over je gesprek.
Slide 26 - Slide
Groen: stabiel persoon
Wees rustig en vriendelijk.
Toon oprechte interesse in de ander als mens.
Geef zoveel mogelijk zekerheden.
Stel gerust, nodig uit om vragen te stellen.
Laat de ander in zijn eigen tempo beslissingen nemen.
Slide 27 - Slide
Blauw: nauwgezet persoon
Bereid je gesprek goed voor, presenteer details en kom met feiten.
Kies voor een wat formele benadering.
Geef de ander tijd en ruimte om na te kunnen denken.
Maak een actieplan met doelen en een planning.
Geef waar nodig een toelichting.
Slide 28 - Slide
Uitgaan van de communicatie(vermogens) van de doelgroep
Non verbale signalen zijn voor het jonge kind vaak beter af te lezen dan verbale communicatie.
Als je wilt duidelijk maken dat je boos bent, maar je lacht, dan komt je boodschap niet over.
Het zal je duidelijk zijn dat het belangrijk is de communicatievermogens van de doelgroep te kennen en je daarop af te stemmen. Blijf altijd op de verbale en non verbale signalen letten!
Slide 29 - Slide
Wat is volgens jou empathisch communiceren?
Slide 30 - Open question
Troebel communiceren
Je bent niet duidelijk in je communicatie.
Je laat niet horen en zien wat je bedoelt of voelt.
Je bent vaag in je verhaal.
Je bent niet concreet.
Je wekt ergernis op, onvrede en conflicten kunnen optreden.
Je behaald je doel niet.
Slide 31 - Slide
Verbaal helder communiceren
Je geeft duidelijk weer wat je wilt of bedoelt.
Je bent uitnodigend.
Je oordeelt niet.
Je staat open voor een gesprek.
Slide 32 - Slide
Geef een voorbeeld van helder communiceren en een voorbeeld van troebel communiceren in de praktijk.
Slide 33 - Open question
Afstemming Communicatie
1 De non-verbale communicatie ondersteunt de verbale communicatie.
Voorbeeld: als je boos bent, kun je dat extra laten zien door met je vuist op tafel te slaan
en je stem te verheffen.
2 De non-verbale communicatie geeft weer hoe je tegenover de ander staat.
Voorbeeld: met je houding straal je uit dat je jezelf boven de ander voelt staan. De ander
aanraken is passend in een persoonlijke relatie, maar in het contact met een collega kan
het ongewenst en ongepast zijn.
Slide 34 - Slide
Afstemming Communicatie
3 De non-verbale communicatie vervangt het spreken.
Voorbeeld: iemand condoleren door de hand te drukken en de arm vast te pakken, oog-
contact te maken en met het hoofd te knikken, zonder een woord te zeggen.
4 De non-verbale communicatie spreekt de verbale communicatie tegen.
Voorbeelden: je lacht om wat een cliënt doet, terwijl je het eigenlijk afkeurt. Of: je zegt dat je tijd hebt, maar kijkt even later stiekem naar de klok.
Slide 35 - Slide
Verbale en non-verbale communicatie op elkaar afstemmen
Schrijf vier manieren in je word document en geef ook een praktisch voorbeeld bij elke manier. Geef aan welke jij denkt het meest te gebruiken.