LMA 2J p6 les 4

P6 2021-2022
Immunologie- DNA- en Histologische technieken

1 / 47
next
Slide 1: Slide
Dierverzo.rgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

P6 2021-2022
Immunologie- DNA- en Histologische technieken

Slide 1 - Slide

Planning 
- Planning
- herhaling 
- Nieuw theorie 
- Praktijk 

Slide 2 - Slide

Antigeen 
Anti- stof of lichaam 

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Algemeene afweer
Speciffieke afweer
Huid 
Slijmvliezen
Moet geactiveerd worden 
reageer door het aanmaken van antistoffen 

Slide 5 - Drag question

De algemene afweer
  • De Huid
  • Slijmvliezen
  • Afweercellen die altijd actief zijn voor de afweer, maar niet specifiek

De specifieke afweer 
  • Moet geactiveerd worden
  • Gaat om specifieke werkende cellen: antilichamen en signaalstoffen 

Slide 6 - Slide

Actief verworven immuniteit 
Passief verworven immuniteit 
is het opwekken van immuniteit na blootstelling aan een antigeen. Hierdoor ontwikkelt de patiënt een eigen immuunrespons tegen de verwekker wat een langdurige/ permanente bescherming geeft.
 Is een tijdelijke vorm van bescherming tegen ziekteverwekkers, die ontstaat door het direct inspuiten van antistoffen)moedermelk of uitwisseling via de navelstreng)

Slide 7 - Drag question

Actief verworven immuniteit
Actieve immunisatie is het opwekken van immuniteit na blootstelling aan een antigeen. Hierdoor ontwikkelt de patiënt een eigen immuunrespons tegen de verwekker wat een langdurige, vaak zelfs permanente bescherming geeft.
Passief verworven immuniteit 
Passieve immuniteit is een tijdelijke vorm van bescherming tegen ziekteverwekkers, die ontstaat door het direct inspuiten van antistoffen ('kunstmatige passieve immunisatie'), moedermelk of uitwisseling via de navelstreng 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

kunstmatig verworven immuniteit

Wanneer een individu op een kunstmatige manier wordt geïnfecteerd met een verzwakte of gedode ziekteverwekker (vaccinatie), waardoor het immuunsysteem geactiveerd wordt en de betreffende persoon actief immuniteit verwerft tegen de ziekteverwekker. Bij het toedienen van een serum ontvangt een individu antistoffen tegen de ziekteverwekker.

Slide 10 - Slide

Humorale immuniteit
in bloedplasma en lichaamsvloeistof kunnen zich antistoffen bevinden, die door bepaalde leukocyten(witte bloedcellen) worden gemaakt. Die antistoffen kunnen bacteriën, virussen
en soortvreemde eiwitten onschadelijk maken. 

Slide 11 - Slide

Cellulair immuniteit 
sommige witte bloedcellen kunnen bacteriën omhullen en zo onschadelijk maken. (Fagocyteren)

Slide 12 - Slide

Pathogenen (ziekteverwerkkers)
  1. bacteria
  2. virussen
  3. schimmels
  4. protozoa
  5. platwormen  

Slide 13 - Slide

1. Bacteriën 
- samen met virus vormen de bacteriën de grootste groep
- een klein aantal pathogeen die zijn
- kunnen cellen aanvallen en vernietigen
-Snel groeien 
- stofwisselingsproducten kan giftig/toxisch zijn
- Tyfus, Difterie, tetanus, pest, cholera, kinkhoest en tbc

Slide 14 - Slide

2. Virussen
Kleine infectieuze deeltjes
worden ingedeeld naar hun erfelijk materiaal DNA of RNA
Ze zijn parasitair en hebben een gastgeer nodig
kunnen ook erfelijk materiaal van de gastcel veranderen
mazelen, bof, rode hond, griep , verkoudheid en COVID-19


Slide 15 - Slide

Schimmel 
- leeft vooral  van organische afval 
- parasiteren soms op planten 
- komen soms bij de mens op haar, huid, nagels en slijmvliezen 
- ringworm en voetschimmel
- aantasting diepere weefsel komt alleen voor bij verminderen immuniteit 

Slide 16 - Slide

4. Protozoa 
- dierlijke eencelligen met een kern
- meeste kunnen voortbewegen
- amoboe, darminfectie 
- Trypanosoma, herseninfectie 
apicomplexa, malaria 

Slide 17 - Slide

Platwormen
- gekenmerkt door plat lichaam. 
- leven in zeer vochtige omstandigheden
- veel soorten parasieteren(lintworm)

Slide 18 - Slide

Welke drie soorten Leukocyten(witte bloedcellen) zijn er?

Slide 19 - Open question

Afweercellen en afweerorganen 
- witte bloed cellen (leukocyten) 
worden in drie groepen onderverdeeld: Lymfocyten,
Monocyten en granulocyten. 
- zorgen voor de bestrijding van de veroorzakers van infectieziekten die in het lichaam zijn binnen gedrongen. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Granulocyten 
  • Cytoplasma zit vol  met lysosomen(te zien als korrelels/Granula)
  • kunnen fagocyteren
  • In de lysosomen zitten enzymen die ervoor zorgen dat de inhoud wordt vernietigd. 
  • Worden in de rode beenmerg gevormd 

Slide 24 - Slide

Lymfocyten 
  • Kleine cellen met ronde kern 
  • 2 belangrijkste soorten: T-cellen en B-lymfocyten
  • T-cellen: betrokken bij het herkennen van antigeen en het opstarten van een afweerreactie. (cellulair immuniteit) 
  • B-lymfocyten zijn voornamelijk verantwoordelijk voor de humerale immuunrespons. (kunnen antistoffen maken tegen het antigeen) 

Slide 25 - Slide

Monocyten
  • Grote beweeglijke cellen
  • buiten de bloedbaan worden ze macrofagen genoemd. 
  • komen voor in bijna alle weefsels en organen.
  • Ze zijn de "stofzuigers" 
  • ruimen MO op, ook grotere materialen waaronder celresten en dode cellen. 
  • In onsteekingsgebieden waar veel cellen doodgaan zijn veel macrofagen 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

De organen van het immuunsysteem 
- thymus
- Rode Beenmerg
- lymfeklieren
- Milt
- MALT

Slide 29 - Slide

Thymus 
- Ook zwezerik genoemd 
- zorgt voor het aanmaak van de T-cellen

Slide 30 - Slide

Rode- Beenmerg
- Zorgt voor het aanmaak van granulocyten en en lymfocyten

Slide 31 - Slide

Lymfeklier
De specifieke afweer vindt voor een groot deel plaats in de Lymfeklieren, Macrofagen presenteren hier het antigenen aan de T-cellen voor de opwekking van een afweerreactie.

Slide 32 - Slide

Milt
Antigeen in het bloed wordt door de milt aangemaakt. 
Naast de afbraak van RBC en het vormen van een bloedreservioir heeft de milt dezelfde functie als een lymfeklier maar dan voor de bloedbaan. 

Slide 33 - Slide

Malt
(amandelen en tonsillen horen hierbij) 
In de MALT kunnen de lymfocyten direct reageren op antigenen die via deze organen, die immers in direct contact staan met de buitenwereld, binnenkomen. 

Slide 34 - Slide

Nieuw theorie 

Slide 35 - Slide

Algemeen en specifiek afweer 

Slide 36 - Slide

Algemene afweer
De fysieke barrière vormt samen met de algemene afweer het aangeboren immuunsysteem dat vanaf de geboorte aanwezig is. De algemene afweer is een mechanisme dat zich niet op slechts één ziekteverwekker richt, maar richt zich op alle ziekteverwekkers die in het lichaam voorkomen. 

Slide 37 - Slide

Algemene afweer
Granulocyten en macrofagen zorgen voor de aangeboren niet specifiek cellulaire afweer, een tweede verdedigingslinie. 
Antigenen worden door deze cellen herkend, gefagocyteerd en verteerd. 
 

Slide 38 - Slide

Algemene afweer 
Cytokinen
- Ontdekken granulocyten ziekteverwerkers, dan scheiden ze cytokinen af. Dit zijn signaalstoffen die zich hechten aan de dichtstbijzijnde bloedvatwand en zo de plaats infectie markeren. 
Ze zorgen ook dat de spiercellen van de bloedvat verslappen.   
Er treed een ontstekingsreactie op. 

Slide 39 - Slide

Specifieke afweer 
De derde verdedigingslinie.  
De specifieke afweer is de afweer die wordt geactiveerd om een specifieke ziekteverwekker te bestrijden en bestaat uit B- en T-cellen.

Slide 40 - Slide

Glycocalix 

Slide 41 - Slide

Opdracht immunologie
Zie mail 

Je hebt 5-10 min hiervoor
individueel
geen hulpmiddel 

Slide 42 - Slide

Antigeen 
Een stof die een immunologische reactie oproept. 
Bezit 1 of meer determinant. 
De determinant wordt als lichaamsvreemde herkend en de lymfocyten aanzet tot de productie van 1 specifiek  gericht  antistof/lichaam.
Antigene determinant wordt ook wel EPITOOP genoemd.

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Bouw Antistof 

Slide 45 - Slide

Bouw Antilichaam/antistoffen/immunoglobulinen(Ig)
Zie functie(blz 176 of 289)

Slide 46 - Slide

Einde vandaag!
Volgende week Erfelijkheid!! 

Slide 47 - Slide