1.2 Consumeren met en zonder geld

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

npo.nl

Fat Bikes

Ben jij voor of tegen de leeftijdsgrens voor fat bikes? Motiveer je antwoord

.

Wat = Schrijf je antwoord op. ( schrift)

Hoe = Doe dit alleen.

Tijd = Hiervoor heb je twee minuten de tijd.

Klaar = Overleg met je buurman of buurvrouw wat je hebt opgeschreven.

Tijd = Hiervoor heb je drie minuten de tijd.

Wat gaan we doen ?

• Is het gelukt met huiswerk ? ( huiswerk bespreken)
• Terugblik vorige les.
• Uitleg consumeren met en zonder geld.
• Aan de slag
• Afsluiting 
• Geen laptop

Herhaling

Primaire (basis) behoeften <--> Secundaire behoeften

Schaarse goederen <--> Vrije goederen

Gebruiksgoederen <--> Verbruiksgoederen

Leerdoelen consumeren met en zonder geld

Ik kan uitleggen dat je kunt consumeren met geld.

Ik kan uitleggen dat je kunt consumeren zonder geld.

Consumeren

• Consumeren = in je behoeften te voorzien door iets te kopen. Die persoon noem je een consument.

In je behoeften voorzien

Zelfvoorziening --> zelf producten maken

Consument --> Je koopt goederen en diensten

De natuur

Schaatsen is ook consumeren want je maakt gebruik van de natuur. ( ijs bevroren)

Houtblok voor je openhaard ( grondstoffen uit de natuur

Collectieve voorziening

• worden geleverd door de overheid , voor iedereen
• Belasting gedeeltelijk of geheel betaald
• worden soms gedeeltelijk betaald door de consumenten
• Voorbeelden?

Collectieve goederen

Voorzieningen waar alle burgers gebruik van kunnen maken en die worden geleverd en betaald door de overheid.

Je kunt consumeren door

kopen van producten

zelfvoorziening

de natuur

het gebruik van collectieve voorzieningen.

wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

Verschil Welvaart en Welzijn

• Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien

• Welzijn = de mate waarin je je gelukkig voelt

Leerdoelen consumeren met en zonder geld

Ik kan uitleggen dat je kunt consumeren met geld.

Ik kan uitleggen dat je kunt consumeren zonder geld.

Aan de slag

Wat = Opgaven 1 t/m 10 vanaf bladzijde 12

Hoe = Alleen of met je buurman of buurvrouw.

Hulp = Theorie uit boek bladzijde 13+ buurman/buurvrouw. Docent ( steek je vinger op)

Tijd = 20 minuten

Klaar = Je mag het nakijken met mijn nakijkboekje.

Huiswerk 

Maken paragraaf 1.2 Consumeren met en zonder geld