Word zelf een schrijver!

Word zelf een schrijver!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Word zelf een schrijver!

Slide 1 - Slide

Creatief schrijven
In deze module leer je een eigen verhaal schrijven rondom het thema 'misdaad' of 'geschiedenis'.


Een verhaal schrijf je niet zomaar, dus laten we bij het begin beginnen!

Slide 2 - Slide

Hoe zit het met de werkwoordspelling?
  1. In jouw verhaal is het belangrijk om foutloos te spellen.
  2. Bekijk het volgende filmpje en oefen online. De volgende les maak je diagnostische toets 1.
  • Haal je 20 punten of meer? Dan ben je klaar. 
  • Haal je niet genoeg punten? Oefen online en probeer het volgende week nog een keer!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Link

8 t/m 19 maart

1. Je gaat aan de slag met literaire begrippen.
2. Je verdiept je in verschillende misdaad- en geschiedenisverhalen.
3. We bepalen samen waar een goed verhaal aan moet voldoen.

Slide 6 - Slide

Aan de slag!
Ga naar NieuwNederlands online --> Ga naar poëzie en fictie:
1. Maak onderdeel C Misdaad: opdr. 2 t/m 6.
2. Maak onderdeel D Geschiedenis: opdr. 1 t/m 6. 

Slide 7 - Slide

Welke elementen zitten
er in een goed verhaal?

Slide 8 - Mind map

Wat is géén perspectief in een verhaal?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief
C
Alwetende verteller
D
De schrijver zelf

Slide 9 - Quiz

Een creatief verhaal bestaat uit elementen:
Personages
Wie?
Tip: gebruik in een kort verhaal maar een paar personages en werk deze goed uit. Dat is interessanter dan veel oppervlakkige personen.
Ruimte
Waar speelt het verhaal zich af?
Tip: een ruimte doet veel met het verhaal. Zeker als je het gedetailleerd beschrijft, kan de lezer de ruimte zo voor zich zien.
Probleem
Wat is er gebeurd?/Wat is het probleem? Dit is de rode draad in je verhaal. 

TIP: het is lastig om een verhaal echt kort te houden. Schrijf eerst het begin en het slot en daarna pas het middenstuk. 
Tijd
Wanneer speelt het zich af?
Is het verhaal chronologisch (eerst, toen, daarna) of komen er ook flashbacks/flashforwards in voor?

TIP: schrijf altijd in de tegenwoordige tijd. Hierdoor word je verhaal spannender. Dus niet: hij kocht een.., maar hij staat op de markt en koopt een...
Perspectief
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
Ik-perspectief, hij/zij-perspectief of een alwetende verteller?\

Slide 10 - Slide

Personages
1. Wie spelen er een rol in je verhaal?
2. Hoe omschrijf je de personages? (innerlijk/uiterlijk)
3. Hoe introduceer je de personages?
4. Wat dragen jouw personages bij aan het verhaal? Waarom zien ze er zo uit? Waarom hebben ze deze eigenschappen?

Slide 11 - Slide

Perspectief
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
1. De alwetende verteller: doet niet mee in het verhaal, maar weet alles over iedereen (kan door de muren kijken).
2. De ik-verteller: kent zichzelf, maar weet niet wat anderen denken of weten. Vertelt alleen wat hij/zij ziet of hoort.
3. De hij/zij-verteller: de verteller is onzichtbaar. Geschreven in de derde persoon: Frits loopt naar de hoek van het gebouw en ..

Slide 12 - Slide

Plaats en ruimte
Waar speelt het zich af? De setting is belangrijk! 
TIPS:
1. Gebruik alle zintuigen. Hoe ruikt de omgeving? Wat hoor je? Is het benauwd, warm of koud?
2. Zoom in op de details. Niet een salontafel, maar een oude houten salontafel met koffievlekken en vieze sokken erop.

Slide 13 - Slide

Het probleem (plot)
Een verhaal zonder problemen is geen verhaal. Als alles koek en ei is, de hoofdpersoon nergens mee worstelt en eigenlijk diep tevreden is, is er niets om over te schrijven. 


Slide 14 - Slide

Tijd 
1. Wanneer speelt het zich af?
2. Hoelang duurt het verhaal (2 dagen, 2 weken, 2 maanden?)
3. Vertel je alles chronologisch (eerst, toen, daarna) of zitten er ook flashbacks/flashforwards in?

TIP: Als je wisselt tussen tegenwoordige en verleden tijd, wordt het verhaal heel onrustig om te lezen. Bepaal dat je het verhaal in (bijvoorbeeld) verleden tijd vertelt en blijf erbij.p: A

Slide 15 - Slide

Welke eisen zitten er
aan een goed verhaal?

Slide 16 - Mind map

Uiterlijk 22 maart af:
1. Maak onderdeel C Misdaad: opdr. 2 t/m 6.
2. Maak onderdeel D Geschiedenis: opdr. 1 t/m 6. 

Oefen zelf voor de diagnostische toets werkwoordspelling als je deze nog niet hebt gehaald. 

Slide 17 - Slide

Hoe nu verder?
  • Vorige week leerde je over de literaire begrippen en verdiepte je je in misdaad- en geschiedenisverhalen.
  • Deze week ga je beginnen met de eerste stappen voor je eigen verhaal!
  • We bekijken samen de opdrachten en het beoordelingsformulier

Slide 18 - Slide

Welke elementen zitten er
ook alweer in een goed verhaal?

Slide 19 - Mind map

Je maakt een mindmap voor jouw verhaal
  1. Gebruik Word, papier of www.coggle.it.
  2. Beschrijf het volgende:
  • Wie? (personages en perspectief)
  • Wat? (probleem en plot)
  • Waar? (ruimte en de details)
  • Wanneer/hoelang?
  • Een sterke openingszin en een slotzin

Slide 20 - Slide

Hoe moet je beginnen?
1. Je werkt in schrijfgroepen. Van je docent hoor je bij wie je zit. 2. Zoek elkaar op en open het beoordelingsformulier.
3. Bespreek samen: waar moet het verhaal aan voldoen en hoe ga je starten?
4. Geef de docent een seintje als je klaar bent en succes!

Voor de eerste les van volgende week is je eerste versie af!

Slide 21 - Slide