This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Welkom in de godsdienstles
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
3 aartsvaders
Jozef
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat weet jij nog over Jozef?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Slide 4 - Slide
Op een dag zijn de grote broers al van 's morgens vroeg vertrokken met de schapen om in de bergen eten voor ze te zoeken. Rond de middag zegt vader Jacob tot Jozef: 'Ga naar je broers, kijk hoe het met hen gaat en kom het mij dan vertellen'. Jozef gaat er heen. Zijn broers zien hem al van in de verte komen. 'Zie eens wie daar aankomt, onze grote dromer' zeggen ze. En als Jozef dicht bij hen is nemen ze hem vast, trekken hem het mooie kleed uit en werpen hem in een uitgedroogde waterput. 'Nu zijn we van hem verlost' zeggen ze. En ze kijken verder om naar hun kudden terwijl Jozef diep in de droge put zit. Een tijdje later hoort Jozef heel wat stappen en mensen die druk praten. Dan merkt hij dat ze hem uit de put helpen. Maar wat gebeurt er nu? Zijn broers verkopen hem aan de vreemde mannen, waarmee ze even tevoren aan het praten waren. Die nemen Jozef geboeid mee met hun karavaan naar Egypte. 'Nu hebben we ons gemakkelijk van Jozef kunnen afmaken' zeggen de broers 'Maar wat zal vader hiervan zeggen. Jozef is zijn liefste zoon.' Een van hem neemt het mooie kleed en sopt het in het bloed van een schaapje dat ze gedood hadden. 'We zullen vader het kleed tonen en vragen: is dit misschien het kleed van uw zoon? En dan zal vader denken dat Jozef door wilde dieren is aangevallen en door hen is opgegeten. Als ze 's avonds thuis komen en het kleed aan vader Jacob tonen is vader Jacob heel diep verdrietig: 'Ik zal mijn lieve zoon nooit meer weerzien! Hij is dood!
Jozef, een dienaar van Potifar (naar Genesis 39,1 - 41,45)
Terwijl vader Jacob weent en kijkt naar het kleed van Jozef, wordt hij door de vreemde mannen op de markt verkocht als een slaaf. Zo komt hij in het huis van Potifar, een belangrijk man die werkt bij Farao, de koning van Egypte. Hij doet er heel veel werk en hij doet het goed. Potifar is er erg blij om. Daarom zegt hij op zekere dag tegen Jozef: 'Vanaf vandaag ben jij de belangrijkste dienaar in mijn huis, alle anderen moeten naar jou luisteren.' Jozef doet zijn werk verder. Op een dag roept de vrouw van Potifar hem. Ze is verliefd geworden op Jozef en ze wil hem dat zeggen. Jozef weet niet wat hij hoort. Hij zegt: 'Ik wil helemaal niet verliefd worden op de vrouw van mijn baas.' De vrouw wordt erg kwaad. En Jozef loopt weg. 's Avonds zegt de vrouw aan Potifar: 'Nu moet je toch eens horen Jozef is verliefd op mij. Dat kan toch niet, wat denkt hij wel!' Dat was gelogen, maar dat weet Potifar niet en hij stuurt Jozef naar de gevangenis.
Al vlug mag Jozef voor de andere gevangenen mee helpen zorgen. Op een dag zegt een van de gevangenen tegen hem: 'Ik had een vreemde droom. Ik droomde dat ik een wijnstok had. Daar kwamen drie ranken aan en aan die ranken kwamen druiven. Toen nam ik die druiven, perste ze en gaf ze aan Farao te drinken.' Jozef denkt diep na. Dan zegt hij: dat betekent dat je binnen drie dagen uit de gevangenis mag.' En zo gebeurt: drie dagen later komt de man vrij en mag hij terug werken bij Farao, de koning van Egypte.
Twee jaar later... Het is nacht. Farao schiet verschrikt wakker uit zijn slaap. Hij roept een aantal mannen bij zich en zegt: 'Nu heb ik toch een vreemde droom gehad. Ik droomde van zeven mooie vette koeien en toen kwamen er zeven lelijke magere en toen ... toen aten de zeven magere koeien de zeven vette op.' Niemand kan deze vreemde droom verklaren. Tot de wijnschenker terugdenkt aan Jozef. Jozef mag uit de gevangenis om de droom van Farao te verklaren. Hij zegt: 'Zeven jaar zal er heel veel graan zijn en dan zal er zeven jaar hongersnood zijn maar de mensen zullen niet van honger doodgaan, omdat ze zullen eten van de voorraden van de voorbije jaren.' Dan zegt Farao tot Jozef: 'Jozef, ik denk dat wat jij zegt juist is. Wil jij ervoor zorgen dat we de eerste zeven jaar al dat graan in schuren kunnen doen en dat het daarna goed verdeeld wordt?' Jozef zegt: 'Dat wil ik doen, Farao.'
Jozef, de onderkoning van de farao (naar Genesis 41, 46 - 45, 28)
Jozef is nu onderkoning van Egypte. Hij zorgt dat al het graan dat er teveel is opgeslagen wordt in grote schuren. Na zeven vruchtbare jaren houdt het op met regenen. Niets groeit er nog. De mensen lijden honger, maar niet in Egypte. Daar zorgt Jozef voor. Op zekere dag komen tien mannen bij hem. Het zijn zijn tien grote broers. Jozef herkent ze, maar zij herkennen hem niet. Hij spreekt hen heel nors aan: 'Wie zijn jullie? Ik denk dat jullie bedriegers zijn.' 'Dat zijn we niet', zeggen ze, 'wij zijn tien broers die naar hier gekomen zijn om graan te kopen. Maar Jozef gelooft hen niet en zegt dat ze hun jongste broer moeten meenemen om te tonen dat ze niet liegen. Intussen moet één van de broers, Simeon, in de gevangenis blijven tot ze terugkomen. Verdrietig gaan negen broers naar huis. Onderweg zeggen ze: 'Wat zal vader hiervan zeggen? Hij is zijn liefste zoon Jozef kwijt. Simeon is gevangen in Egypte en nu moet Benjamin naar Egypte...' Thuis gekomen vertellen ze hun droevig verhaal en besluiten ze niet direct terug naar Egypte te gaan. Maar de grond blijft droog en de voorraad raakt op. Dan zegt vader Jacob: 'Jongens, ga naar Egypte, want als we er geen graan kopen dan gaan we hier allen dood van de honger.
Zo gaan ze terug naar Egypte samen met Benjamin. Daar worden ze heel hartelijk ontvangen door de onderkoning die nu helemaal niet zo nors is. Omdat Benjamin met hen mee is mag Simeon uit de gevangenis. Wanneer ze al hun zakken vol met graan hebben gaan ze goedgezind naar huis. Maar hé... wie komt daar achterna gelopen? Een dienaar van de onderkoning. Hij zegt: 'Jullie zijn dieven, jullie hebben de zilveren beker van mijn koning geroofd!' 'Dat kan niet', zeggen de broers, 'kijk maar onze bagage na.' De dienaar doet dat. Wanneer hij de zak graan van Benjamin opent roept hij: 'Ik heb jullie dieven genoemd en dit is het bewijs!' en hij zwaait met de zilveren beker boven zijn hoofd. Juda, een van de broers zegt: 'Als dat zo is, dan zijn we uw gevangenen.' 'Neen, zegt de dienaar 'alleen de dief moet gevangen worden.' Maar Juda denkt aan zijn vader en aan het verdriet dat hij zal hebben als hij verneemt dat Benjamin in de gevangenis zit. En hij zegt: 'Nee, wij gaan allemaal samen mee.' Jozef ziet dat al zijn broers terugkomen. Hij verneemt ook dat ze hun vader geen verdriet willen doen. Dat doet hem wenen. 'Ik ben Jozef', zegt hij. De broers kijken op. 'Ik ben Jozef die jullie aan vreemde mannen verkocht hebben. Zo ben ik in Egypte gekomen en ben ik uiteindelijk onderkoning geworden. Ik ben niet langer kwaad op jullie. Ik denk dat God wou dat dit gebeurde zodat ik jullie nu kan helpen.' En Jozef omhelst elk van zijn broers. Enkele dagen later willen ze naar huis gaan. Jozef zegt: 'Zeg tegen vader Jacob dat hij naar Egypte moet komen. Hier hoef je geen honger te hebben.'
De vraag is niet hoe je in de put bent terecht gekomen, maar hoe je er uit komt. De put is de plek waar je leert dat als je anderen verwijten maakt dit nooit een deel van de oplossing is. Door naar achteren te kijken, bezig te zijn met de schuldvraag of jezelf of anderen verwijten maken, draagt allemaal niet bij aan een oplossing.
In het paleis
Het maken van keuzes; Ga je voor God of ga je voor rijkdom. Zoek je bevestiging en waardering van mensen, of zoek je de lessen en liefde van God
Verleiding
Goed leren omgaan met verleiding is een belangrijke vorming van je karakter. Blijf eerlijk, hoe er ook leugens over je verteld worden en wat je ook voor gehouden wordt.
Gevangenis
Jozef heeft niet verleerd om Gods stem te horen (door dromen heen). Hij mocht weten dat God bij hem bleef op zijn hele reis die hij maakte
Macht als onderkoning
Jozef krijgt veel macht. God heeft ALLE macht. God verlangt dat wij zijn macht meenemen in ons leven. Daarvoor moeten we wel leren om met macht om te gaan.
Voorspoed
Jozef heeft voorraadschuren vol in tijden van hongersnood. Jozef is een onderdeel van een groter plan van God. Hij moest eerst gevormd/opgeleid/opgevoed worden door God zelf. Zo is het ook voor jou. Als jij je laat vormen door God, dan zul je het goed hebben en onderdeel zijn van Gods plan
Vergeving
Met teleurstelling en boosheid moeten we allemaal leren omgaan. Net als Jozef. Hij had wraak kunnen nemen, maar in plaats daarvan gaat hij huilen en vergeeft zijn broers. Het gaat er niet om of we kunnen ‘dealen’ met wat ons is aangedaan, maar of we kunnen vergeven.
Ontmoeting met zijn vader
Hij vraagt naar zijn vader gelijk nadat hij zich bekend heeft gemaakt bij zijn broers. Echte vreugde gaat er niet om of het met mij goed gaat komen, maar of het goed komt met waar God mee bezig was.ontmoe