Les 3 Schooltaalwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Les 3 Schooltaalwoorden

Deze les gaat over de schooltaalwoorden die je in de klas tijdens drie lessen krijgt aangeboden. Via dit platform maak je verschillende oefeningen waardoor je de betekenissen van de woorden leert en onthoudt. Door het onthouden van deze woorden begrijp je de verschillende teksten die je in de

vaktheorie leest, beter.

Veel succes!

Weet je nog?

Kruiswoordraadsel  schooltaalwoorden

DOEL VAN Les 3 

• Je kunt de schooltaalwoorden in een informatieve tekst over ?????? herkennen;
• Je kunt het juiste schooltaalwoord in de zin plaatsen.

LES 3

In deze les maak je verschillende oefeningen met de schooltaalwoorden die je in les 3 hebt gelezen en

die je hebt gebruikt in de verschillende opdrachten.

Schooltaalwoorden

 in deze les

Tekst 3

De toekomst van de retail

  

Bekijk voordat je de tekst gaat lezen het volgende filmpje.

Filmpje over de winkel zonder kassa

Open bestand De toekomst van de retail

Oefeningen

Nu volgen drie oefeningen die bij deze les horen.

• Oefening 1  ~ Hier zet je de  woorden in alfabetische volgorde.
• Oefening 2 ~ Geef aan of het woord juist is gebruikt?
• Oefening 3 ~ Sleep de schooltaalwoorden naar de zinnen om de zin correct te maken.

Succes met het maken van deze oefeningen.

Oefening 1

In een woordenboek staan de woorden op alfabetische volgorde. Om de betekenis van woorden in een woordenboek vlot op te kunnen zoeken, is het handig dat je het alfabet kent. 

Zet de woorden in deze oefening in alfabetische volgorde.

Oefening 2.

Zet de woorden in deze oefening in alfabetische volgorde. 

A.

B.

C.

D.

E.

F.

G.

H.

I.

J.

K.
L.

M.

N.

bevatten

inzetten

met behulp van

op grote schaal

opschalen

omzetten in

boeg

ten opzichte van

op kleine schaal

dienen voor

uitwerken

grondig

richten op

onderscheiden 

Oefening 2

Is het dikgedrukte woord juist gebruikt?

Je krijgt straks 8 zinnen die je met juist of onjuist moet beantwoorden,

Succes.

1. Het winkelwagentje correspondeert met de gladde vloer.

1. juist
2. onjuist

2. Via de hanger is de broek verbonden met het jasje.

1. juist
2. onjuist

3. Op de retailbeurs in Utrecht concluderen fabrikanten de allernieuwste producten.

1. juist
2. onjuist

4. Zogenaamde lekgassen zijn schadelijk voor het milieu.

1. juist
2. onjuist

5. Zowel de Albert Heijn als de Jumbo stappen over naar het nieuwe administratiesysteem.

1. juist
2. onjuist

6. Zowel de Albert Heijn als de Jumbo stappen over naar het nieuwe administratiesysteem.

1. juist
2. onjuist

7. Bij een te laag winkelpersoneel introduceert de werkdruk een stijging.

1. juist
2. onjuist

8. Nu alles uitgestald is, maakt hij een foto. Alle onderdelen worden daarna  zogenaamd teruggeplaatst.

1. juist
2. onjuist

Oefening 3

Je krijgt straks 6 zinnen. 

Vul het juiste schooltaalwoord in, soms moet je de vorm van het woord veranderen om een correcte zin te kunnen maken.

Kies uit de volgende woorden:

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

1. Aan het eind van de week wordt de winkel......?...... schoongemaakt

Kies uit de volgende woorden: 

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

2. De kassamederker .......?...... het niet te hoog oplopen van de drukte bij de kassa.

Kies uit de volgende woorden: 

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

3. ........?..... een driedelig pak zijn losse kledingstukken in aanschaf goedkoper.

Kies uit de volgende woorden: 

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

4.   ........?..... dat de werkorders correct worden ingevuld.

Kies uit de volgende woorden: 

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

5.   ........?..... het instructie-filmpje kan zij een order verwerken.

Kies uit de volgende woorden: 

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

6.  Daarmee wil zij ......?...... haar collega's.

Kies uit de volgende woorden: 

het ligt voor de hand - richten op - zich onderscheiden van - ten opzichte van - grondig - met behulp van - dienen voor - opschalen

met betekenis

Schooltaalwoorden

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Einde les 3 Schooltaalwoorden

Ga nu naar de toets om deze lessen af  te ronden:

TOETS