Choix B:
Beschrijf Lola, Jules, Jade en Louise in hele Franse zinnen. (blz. 177)
Verwerk; ogen, haren, bril, lengte, karaktereigenschap
Noem 2 dingen (passé composé) wat je afgelopen weekend hebt gedaan en met wie.
Choix C:
Traduis:
1. Je vois un chien dans la piscine.
2. C'est le poisson de mon cousin. Il est drôle.
3. Ils sont souvent ensemble. C'est incroyable.
4. Pourquoi tu es sans tes parents?
5. Ik heb een konijn. Hij is rustig.
6. De ochtend is niet leuk.
7. Op 8 augustus.
8. Natuurlijk, heb ik de telefoon gegeven.