1G Cellen en organen hh2

Organen en cellen
Herhalingsles
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Organen en cellen
Herhalingsles
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Planning
Herhaling d.m.v. quizvragen.
Zelfstandig leren

Slide 2 - Slide

Wat is een orgaan?
timer
1:00

Slide 3 - Open question

Wat is een organenstelsel
timer
1:00

Slide 4 - Open question

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
timer
1:00
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 5 - Drag question


nummer 5
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 6 - Quiz


nummer 2
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 7 - Quiz


nummer 10
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 8 - Quiz


nummer 6
timer
0:20
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 9 - Quiz


Welke stelsels zie je?
timer
0:20
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 10 - Quiz


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
timer
0:20
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 11 - Quiz


Cellen
timer
0:20
A
zijn in werkelijkheid platte 'dingen'
B
lijken een beetje op een zakje met wat vocht.
C
zijn groter dan organen
D
zijn helemaal lege 'dingen'

Slide 12 - Quiz

Wat is een organisme?
timer
1:00

Slide 13 - Open question

Organen van planten zijn
timer
1:00

Slide 14 - Open question

Organen van planten zijn
timer
1:00

Slide 15 - Open question


Het hart is:
timer
0:20
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 16 - Quiz


Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
timer
0:20
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 17 - Quiz


De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
timer
0:20
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 18 - Quiz


De huid is een voorbeeld van:
timer
0:20
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 19 - Quiz

Wat is een cel?
timer
1:00

Slide 20 - Open question


Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz


Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
timer
0:20
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 22 - Quiz

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 23 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke cel?

Slide 24 - Open question

Waar zitten de chromosomen in?

Slide 25 - Open question

welk onderdeel van de afbeelding is een orgaanstelsel?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we het voorwerp dat je met de microscoop wilt bekijken?
A
Tafel
B
Object
C
Preparaat

Slide 27 - Quiz

In een natuurgetrouwe tekening van een organisme worden de details weggelaten
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quiz

De celkern zorgt voor de stevigheid
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

Een organenstelsel is een groep organen die samen een bepaalde functie hebben
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quiz

Welk organenstelsel wordt hier weergegeven?
A
Bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
Beenderstelsel
D
Spierstelsel

Slide 31 - Quiz

Aan welk nummer pak je de microscoop vast?
A
2 en 6
B
2
C
2 en 12
D
2, 6 en 12

Slide 32 - Quiz

De maag van een mens is een.....
A
Cel
B
Weefsel
C
Orgaan
D
Orgaanstelsel

Slide 33 - Quiz

Waar staat de juiste volgorde van klein naar groot?
A
cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
B
cel - weefsel - orgaan - organisme - orgaanstelsel
C
weefsel - cel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
D
cel - orgaan - weefsel - orgaanstelsel - organisme

Slide 34 - Quiz

Door aan de grote schroef van de microscoop te draaien, kun je een ander objectief kiezen.
A
Goed
B
Fout

Slide 35 - Quiz

Met welk onderdeel stel je de microscoop scherp?
A
4
B
5
C
8
D
10

Slide 36 - Quiz

Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x

Slide 37 - Quiz

Alle cellen bestaan uit organen
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quiz

Uit welke 3 celonderdelen bestaat een cel van ons lichaam?
A
cytomembraan, celkern, celwand
B
cytomembraan, cytoplasma, celmembraan
C
cytoplasma, celmembraan, celwand
D
cytoplasma, celmembraan, celkern

Slide 39 - Quiz

Waarvoor is het oculair van een microscoop?
A
Hier kijk je doorheen
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 40 - Quiz