Tijd

We gaan oefenen met tijd.
1 / 39
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

We gaan oefenen met tijd.

Slide 1 - Slide

Wanneer is het ochtend, middag, avond en nacht?

Slide 2 - Slide

Je krijgt straks een klok te zien. Daarna wordt gevraagd wat de twee digitale tijden zijn die daarbij horen. 









Luister naar de uitleg over hoe je je antwoord in moet vullen:


Het is 1 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Het goede antwoord: 01:00 en 13:00 

Het foute antwoord: 13:00 en 01:00 
Het foute antwoord: 01:00 & 13:00 

Slide 3 - Slide

Oefenopgave!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Het is 5 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Slide 6 - Open question

Vond je dit lastig? Kijk dan nog even mee.

Als je het snapt mag je de paarse dia's overslaan.

Slide 7 - Slide

1
Ik zie dat de kleine wijzer op de 4 staat. Het is dus sowieso 04:00. In een dag komt elke tijd twee keer voor. Een dag heeft 24 uur. Als ik dat door 2 deel, krijg ik 12 uur. Als ik 4 uur + 12 uur doe, krijg ik 16 uur. Dit is mijn digitale tijd: 16:00.

Slide 8 - Slide

2
Ik zie dat de kleine wijzer op de 8 staat. Het is dus sowieso 08:00. In een dag komt elke tijd twee keer voor. Een dag heeft 24 uur. Als ik dat door 2 deel, krijg ik 12 uur. Als ik 8 uur + 12 uur doe, krijg ik 20 uur. Dit is mijn digitale tijd: 20:00

Slide 9 - Slide

Nu ga je het zelf proberen!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het is 9 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Het is 11 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Het is half 2. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Slide 16 - Open question

Extra moeilijke opgaven! 
Vond je dit makkelijk? Probeer dan de gele dia's. Vond je het lastig? Dan mag je de gele dia's overslaan.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Het is kwart voor 11. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Het is kwart over 5. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Slide 21 - Open question

Hoe laat is het?
11:30
A
Half 10
B
Half 11
C
Half 12
D
Half 5

Slide 22 - Quiz

Hoe laat is het?
05:20
A
Tien voor half 6
B
Tien over half 5
C
Tien voor half 5
D
Tien over half 6

Slide 23 - Quiz

Hoe laat is het?
08:30
A
Half 8
B
Half 9
C
Half 10
D
8 uur

Slide 24 - Quiz

Hoe laat is het?
13:10
A
10 minuten voor 1
B
10 minuten over 13
C
10 minuten voor 12
D
10 minuten over 1

Slide 25 - Quiz

Hoe laat is het?
17:45
A
Kwart over 8
B
Kwart voor 5
C
Kwart voor 7
D
Kwart voor 6

Slide 26 - Quiz

Hoe laat is het?
20:00
A
6 uur
B
7 uur
C
8 uur
D
9 uur

Slide 27 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
13:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 28 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
05:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 29 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
10:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 30 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
22:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 31 - Quiz

Hoeveel uren heeft een dag?
A
21 uren
B
18 uren
C
6 uren
D
24 uren

Slide 32 - Quiz

Hoe lang duren de ochtend, middag, avond en nacht? Dus hoe lang duurt een dagdeel?
A
3 uren
B
8 uren
C
6 uren
D
10 uren

Slide 33 - Quiz

Hoeveel maanden heeft een jaar?
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 34 - Quiz

Wat is de tiende maand?
A
augustus
B
september
C
oktober
D
maart

Slide 35 - Quiz

Wat is de vierde maand?
A
maart
B
juni
C
december
D
april

Slide 36 - Quiz

Wat is de zesde maand?
A
november
B
juli
C
juni
D
mei

Slide 37 - Quiz

Wat is de negende maand?
A
november
B
september
C
oktober
D
augustus

Slide 38 - Quiz

Goed gedaan!

Je maakt nu 20 opgaven in:
Rekenwerelden --> Tijd en datum

Slide 39 - Slide