4.2 - Spanningsbronnen

Dag allemaal! Ga op je plek zitten en log in op lessonup.app. Doe vervolgens je laptop op een kiertje
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dag allemaal! Ga op je plek zitten en log in op lessonup.app. Doe vervolgens je laptop op een kiertje

Slide 1 - Slide

Dag allemaal! Ga op je plek zitten en log in op lessonup.app. Doe vervolgens je laptop op een kiertje

Slide 2 - Slide

H4.2 - Spanningsbronnen 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen voor vandaag
4.2.1 Je kunt een aantal spanningsbronnen benoemen.

4.2.2 Je kunt uitleggen wat spanning is.

4.2.3 Je kunt beschrijven hoe je spanning meet.

Slide 4 - Slide

Huiswerk
79 mA...............................A
630 mA.............................A
0,034 A.............................mA
20 A..................................mA

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

timer
2:00
Verzin zo veel mogelijk spanningsbronnen

Slide 7 - Mind map

Spanningsbronnen

Slide 8 - Slide

Soorten spanningsbronnen
  • Batterij
  • Accu
  • Dynamo
  • Zonnecel
  • Lichtnet 
  • Aardappel?? 

Slide 9 - Slide

Spanning
Een spanningsbron is nodig in een stroomkring. 

Batterijen hebben ieder een eigen spanning. 

Slide 10 - Slide

Spanning
Iedere batterij heeft zijn eigen spanning.

Spanning word gemeten in Volt (V)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Spanningsbronnen
Een spanningsbron heeft twee functies:
  1. De spanningsbron zorgt dat er een stroom (negatieve ladingen) gaat lopen.
  2. De spanningsbron geeft energie mee aan de negatieve ladingen in de elektrische stroom.

4.2 Spanningsbronnen

Slide 13 - Slide

Spanningsmeter
De spanning van een batterij kan je controleren.

Spanning meet je tussen de plus en de minpool in.
Andere benaming is ook wel Voltmeter

Slide 14 - Slide

De juiste spanning gebruiken
Een fietslampje heeft vaak 6V nodig.

6V geeft fel licht.
1,5V geeft zwak licht.
12V zorgt ervoor dat het lampje kapot gaat. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Stroomsterkte vs Spanning
Stroomsterke: Sterkte van de elektrische stroom.  
De eenheid is Ampère (A). 

Spanning: De hoeveelheid elektrische energie die word vervoerd. 
De eenheid is Volt (V)

Slide 17 - Slide

condensator
geen constante spanning bescherming voor elektronica onderdelen.

Slide 18 - Slide

condensator
Een condensator is een elektrisch onderdeel dat zich net zo gedraagt als een ballon. 
Je kunt een condensator opladen door er lading in op te slaan.
De spanning neemt dan toe tot er geen lading meer bij kan.
Daarna kun je de condensator ontladen. 
Alle lading loopt dan weg en de spanning neemt af tot nul.

Slide 19 - Slide

Welke combinatie bevat een geleider?
A
hout-plastic-steen
B
zand-glas-kunststof
C
glas-koolstof-rubber
D
lucht-hout-plastic

Slide 20 - Quiz

Geef een andere naam voor een stroommeter.
A
voltmeter
B
thermometer
C
spanningsmeter
D
ampèremeter

Slide 21 - Quiz

Welke eenheid hoort er bij spanning?
A
ampère
B
volt
C
ohm
D
watt

Slide 22 - Quiz

Welke stof is geen metaal, maar geleidt de stroom wel?
A
goud
B
koper
C
zink
D
koolstof

Slide 23 - Quiz

Welke combinatie van grootheid en eenheid horen bij elkaar?
A
spanning en ampère
B
stroomsterkte en volt
C
spanning en volt
D
volt en ampère

Slide 24 - Quiz

Welke stof is geen geleider?
A
ijzer
B
koolstof
C
kunststof
D
zink

Slide 25 - Quiz

omrekenen van ampere.
1 A = ......... mA
A
10 mA
B
100 mA
C
1000 mA
D
0,1 mA

Slide 26 - Quiz

360 mA = ...A
A
360.000 A
B
360 A
C
0,36 A
D
3,6 A

Slide 27 - Quiz

Wat is het symbool voor stroomsterkte?
A
U
B
P
C
I
D
R

Slide 28 - Quiz

Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de volgende opdrachten H4.2 - 1a,c, 2, 3, 4

Hoe? Je mag fluisterend overleggen in duo's. Ik wil je niet kunnen horen.

Hoe lang? Tot het einde van de les.

Klaar? Lees heel paragraaf H4.2 en maak de opdrachten


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

0,03 A = ... mA
A
3
B
30 000
C
0,000 03
D
30

Slide 31 - Quiz

Reken om: 285 mA = .... A
A
2850
B
28,5
C
0,285
D
285000

Slide 32 - Quiz

0,375 A =……………. mA
A
375 mA
B
3,75 mA
C
0.000375 mA

Slide 33 - Quiz

omrekenen van ampere.
1 mA = ......... A
A
10 A
B
1000 A
C
0,1 A
D
0,001 A

Slide 34 - Quiz

0.125 A = ........... mA
A
125 mA
B
12.5 mA
C
1.25 mA
D
0.00125 mA

Slide 35 - Quiz

Bereik? Stroomsterkte?

Slide 36 - Slide

Bereik? Stroomsterkte?

Slide 37 - Slide