Stijl herhaling

De laatste les... 
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

De laatste les... 

Slide 1 - Slide

Toets Stijl 
Maar eerst
supersnel 20 slides herhaling

Daarna
Toets
40 vragen op papier

Slide 2 - Slide

Meervoud op -en (1)
Bij het meervoud op -en moet je op een aantal zaken letten.
  • Achter het woord -en zetten: boer +en - boeren
  • Laatste letter verdubbelen: klas +en - klassen
  • Een klinker weghalen: schaar +en - scharen
  • Een -f veranderen in -v: golf +en - golven
  • Een -s veranderen in -z: huis +en - huizen


Slide 3 - Slide

Meervoud op -en (2)
  • Als het eindigt op -ie, dan -ën of "n toevoegen
         > klemtoon op de laatste lettergreep, dan -ën:
             melodie - melodieën, knie - knieën
         > klemtoon NIET op de laatste lettergreep, dan -"n:
             bacterie - bacteriën, porie - poriën
  • Als het eindigt op -ee, dan-ën toevoegen: idee +ën - ideeën

Slide 4 - Slide

Tip!

Onthoud ideeën.


idee - ën

Slide 5 - Slide

Meervoud op -s
Meestal vaste -s. Ook bij  -e ,-é, -ay, -ey, -oy of -eau krijg je een vaste s:  
 > cadeau - cadeaus, café - cafés, display - displays
  • Bij woorden die eindigen op a, o , u, i of y krijg je een apostrof  s ('s), zodat     je het correct uitspreekt:
        > taxi - taxi's, ski - ski's, accu - accu's
  • Let op: bij afkortingen die je letter voor letter uitspreekt: 's
      > cao - cao's, mbo - mbo's

Slide 6 - Slide

Meervoud -n/-s

Veel woorden die eindigen op sjwa (een stomme) -e hebben twee mogelijkheden in het meervoud:  -n en -s


seconde: seconden en secondes

groente: groenten  en groentes

Slide 7 - Slide

Meervoud Latijnse woorden eindigend op -us of -um

  • um vervangen door a OF +s:
         > museum - musea / museums
        > datum - data / datums
  • us vervangen door i:
        > historicus - historici
        > politicus - politici

Slide 8 - Slide

Meervoud -s of -f

Meestal s>z   f>v

> wens - wensen, kaars - kaarsen

> grens - grenzen, laars - laarzen

Langere woorden op -aaf, -oof houden de 'f':

> fotograaf - fotografen, filosoof - filosofen


Slide 9 - Slide

klemtoon
klemtoon op -ik, -it, -es, -et, el? --> dubbele medeklinker
(slikken - bellen - verstikken)

Klemtoon NIET op -ik, -it, -es, -et, el? --> enkele medeklinker
(haviken - engelen - monniken)

Slide 10 - Slide

Regels meervoud
-a, -o, -u, -i, -y
's
-e, -é, -ay, -ey, -oy, -eau
vaste s
-ie
-ën (klemtoon op laatste lettergreep
-"n (klemtoon NIET op laatste lettergreep)
-ee
-ën
-um
-a of -s
-us
-i
-ik, -it, -et, -es, -el
alleen verdubbeling medeklinker bij klemtoon

Slide 11 - Slide

Samenstellingen (tussenletters)
Schrijf -en als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft.
Let op bij de volgende zaken:
  • Als het eerste deel van het woord verwijst naar iemand of iets waar er  maar één van is, dan        schrijf je één 'e': maneschijn.
  • Als het om een bijvoeglijk naamwoord gaat dat door het eerste deel versterkt wordt, dan            schrijf je een 'e':  beregoed, apetrots.
  • Als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft,        schrijf je 'e':  rijstepap.
  • Als het meervoud alleen een -s krijgt of eindigt met een stomme -e +n/+s:  groentesoep.
  • Als het eerste deel van een werkwoord komt: spinnewiel, huilebalk.

Slide 12 - Slide

Streepje ertussen (koppelteken)
  • Gelijkwaardige woorden
   hotel-restaurant
  • Woorden met hoofdletters
    Zuid-Afrika
  • Met een speciaal teken of cijfers
    een 80-jarige vrouw, het &-teken
  • Bij een afkorting
    PRO-diploma
  • Verwarring in de uitspraak (botsende klinkers)
   mbo-opleiding
                                                                  Radioantenne = geen klinkerbotsing


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Dat
Je gebruikt 'dat' als je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord: een het-woord.

Op school zag ik een meisje dat  als twee druppels water op jou lijkt!

Slide 15 - Slide

Verwijswoorden: WAT


overtreffende trap: lief - liever - liefst


onbepaaldvoornaamwoord:  iets/enige/iedereen/niemand


een hele zin:

het liefste wat ik wil is een voldoende voor mijn toets
alles wat ik wil is een lange vakantie
Op vakantie hebben we gekanood, wat heel leuk was

Slide 16 - Slide

Zij, Hen & Hun
Na deze les kun je dit plaatje uitleggen.

Slide 17 - Slide

ZIJ

Als het om een onderwerp gaat:

Zij hebben het naar hun zin.

Slide 18 - Slide

HUN
Bezittelijk vnw:
Dat is hun klas.
Dat is hun manier van praten.

Als je er (aan) voor kunt DENKEN:
Ik geef het (aan) hun.
Denken, want: Ik geef het aan hen.

Slide 19 - Slide

HEN
Na een voorzetsel:
De gevolgen zijn voor hen.
Ik geef les aan hen.

Lijdend voorwerp:
Ik heb hen niet gesproken.

Slide 20 - Slide

Ezelsbruggetje
Hen: met voorzetsel
Hun: 'zunder' voorzetsel

De gastvrouw geeft hun iets te drinken. (hun = aan hen)
De gastvrouw geeft aan hen iets te drinken.

De gastvrouw geeft ze iets te drinken.

Slide 21 - Slide

Toets Stijl
Pak alvast een pen
Kladiladi

Je hoeft niet af te kijken: verschillende versies

Klaar? Breng je toets naar mij, ik kijk snel na.



Slide 22 - Slide