Als je schrijfdoel informeren is, breng je informatie over aan de lezer. Je geeft hierbij enkel feiten en niet je eigen mening.
Als je schrijfdoel instrueren is, wil je dat de lezer aan de hand van jouw instructies weet hoe hij iets moet doen of gebruiken. Je geeft uitleg in stappen en je spreekt de lezer aan: met jij/u of in de gebiedende wijs.
Als je schrijfdoel overtuigen is, wil je dat de lezer het met je eens is of je wilt dat de lezer iets gaat doen. Voor je gaat schrijven neem je een standpunt in en bedenk je argumenten om je standpunt te onderbouwen.