2.3 Introductie

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Lesdoelen

- Ik kan de betaalde rente van de lening berekenen.

- Ik kan het verschil tussen aflossen en rente uitleggen.

Ik kan voor €395 de nieuwe playstation kopen. Als ik nu koop krijg ik 10% korting. Bereken de nieuwe prijs

1. €39,50
2. 355,50
3. 3,95
4. 434,50

31-1 staat er €112,- op mijn rekening. Daar kwam in januari €40 bij en gaat €33 af. Hoeveel was mijn saldo 1/1?

Ik spaar voor als mijn auto kapot gaat. Welk motief past daarbij?

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor de rente
3. Sparen uit voorzorg

Mijn chartale geld brengt niets op, daarom breng ik het naar de bank. Wat is mijn motief.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor de rente
3. Sparen uit voorzorg

Op je spaarrekening heb je €1800,- staan. Daarover ontvang je 1,8% rente. Bereken het rentebedrag.

3 functie's van geld

- Ruilmiddel

- Spaarmiddel

- Rekenmiddel

Een spijkerbroek kost €65,-
Wat is de functie van geld hier?

1. Rekenmiddel
2. Ruilmiddel
3. Spaarmiddel

De spijkerbroek uit het vorige voorbeeld koop ik aan de kassa.
Wat is de functie van geld hier?

1. Rekenmiddel
2. Ruilmiddel
3. Spaarmiddel

Ik spaar voor de nieuwe playstation 5.

1. Rekenmiddel
2. Ruilmiddel
3. Spaarmiddel

Waarom lenen?

- Wanneer leen je geld?

Hoe betalen we het terug?

Aflossen
Rente
Maandtermijn	Totaal

Ik wil zo kort mogelijk €4000 lenen.

Geleend bedrag	Maandelijkse termijn	Maandelijse termijn	Maandelijkse termijn
	12 maanden	24 maanden	36 maanden
€2000	€200	€140	€85
€3000	€310	€240	€145
€4000	€420	€320	€200

Ik leen €4000, mijn maandelijkse termijn is €420 voor 12 maanden. 

• Oplossing:
• 420 x 12 = €5040
• Rente die ik uiteindelijk betaal is: €5040 - €4000 = €1040.

Beantwoord vraag 37 in dit vak.

Huiswerk

Maak 2.3 t/m opgave 37.

Werk zoveel mogelijk zelfstandig en als je vragen hebt vraag dan je buurman.

Daarbij bespreken we de volgende les de antwoorden.

Wanneer je er met je buurman niet uitkomt dan steek je je hand op. 

Herhaling

• Leg het verschil uit tussen rente en aflossing.
• Noem de 3 spaarmotieven
• Nog 1 laatste vraag.