This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2: Jij en je geld
Slide 1 - Slide
Welkom bij de economieles
Ga rustig op je plak zitten
Pak alvast je laptop.
start alvast its learning op.
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen ?
Uitleg wat je moet leren
Documenten in its learning
Lesson up
Slide 3 - Slide
Hoofdstuk 2: Jij en je geld!
Paragraaf 2.1: Pinpas of Portemonnee
Paragraaf 2.2: Waarom zou je sparen?
Paragraaf 2.3: Waarom zou je lenen?
Paragraaf 2.4: Verzekeren hoezo?
Nodig: Telefoon rekenmachine pen en schrift:
Slide 4 - Slide
Als ik bij de Mediamarkt een nieuwe tv cash betaal, dan heet dit geld?
A
Giraal Geld
B
Indirect Geld
C
Direct Geld
D
Chartaal Geld.
Slide 5 - Quiz
Je hebt een krantenwijk. Het geld dat je hiermee verdient,Doe je in een kluisje. Geld is hier een ...
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Rente
Slide 6 - Quiz
Bij een bank heb je een lening afgesloten. De maandtermijn is € 95,-. Waaruit bestaat een maandtermijn ?
A
Rente
B
Rente + aflossing
C
Aflossing
Slide 7 - Quiz
Je leent € 350,- en betaald € 17,50 rente. Hoeveel procent is de rente van het geleende bedrag?
A
10%
B
15 %
C
20 %
D
5%
Slide 8 - Quiz
Wat is een verplichte verzekering?
A
Reisverzekering
B
inboedelverzekering
C
WA-verzekering auto
D
Fietsverzekering
Slide 9 - Quiz
Anita heeft een reisverzekering. Tijdens haar vakantie raakt ze haar koffer kwijt. De schade is € 430,-. Ze heeft een Eigen Risico van € 250,-. Krijgt ze wat uitgekeerd? Zo ja, hoeveel?
A
Nee € 0,-
B
Ja, € 180,-
C
Ja, € 250,-
D
Ja, € 430,-
Slide 10 - Quiz
Wat is indirecte ruil
A
Laptop ruilen voor een Iphone
B
Iets kopen met geld
C
Jij plakt mijn fietsband, ik maak je eco huiswerk
D
Appels ruilen met peren
Slide 11 - Quiz
Noem de 3 spaarmotieven ?
Slide 12 - Open question
Wat is elektronisch betalen ?
A
Betalen met Chartaal geld
B
Betalen met bankbiljetten of munten
C
Betalen met giraal geld
D
Betalen met Cash
Slide 13 - Quiz
Je hebt een broek die niet past. Je verkoopt deze voor € 20, via marktplaats
A
Indirecte ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Directe ruilmiddel
Slide 14 - Quiz
Waarom krijg je een hogere rente wanneer voor een langere tijd je geld vastzet op een spaarrekening van de bank ?
A
De bank hebben zekerheid dat je terug betaalt
B
De banken gunnen de klant een "voordeeltje"
C
Dan heeft de bank de zekerheid dat ze over jouw geld een langere tijd kunnen beschikken en dus kunnen uitlenen en aan verdienen
D
Banken hoeven geen winst te maken
Slide 15 - Quiz
Hoe langer je geld leent van een bank j, hoe minder de lening kost. Klopt dit ?
A
Ja
B
Nee
C
Kun je niet zeggen. Ligt aan de hoogte van de rente
D
Kun niet zeggen ligt aan het maandtermijn.
Slide 16 - Quiz
In een winkel kun je vaak dure producten op koop op afbetaling kopen. Wat is het voordeel ?
A
Wanneer je wel alles in 1 keer kan betalen
B
Het is goedkoper dan gelijk in keer te betalen
C
Wanneer je het niet in 1 keer kan betalen
D
Je wordt gelijk eigenaar
Slide 17 - Quiz
Welke twee verzekeringen zijn verplicht ?
A
Zorgverzekering
B
WA-Verzekering voor auto
C
Inboedelverzekering
D
Fietsverzekering
Slide 18 - Quiz
Wat zijn polisvoorwaarden ?
A
De uitleg bij je verzekering
B
Het bedrag dat je moet betalen voor de verzekering
C
Bewijs dat je de verzekering hebt afgesloten
D
De voorwaarden voor je polis
Slide 19 - Quiz
Je betaalt met de pin om een t-shirt van de Queen of stone age te betalen. Wat gebeurt er met je giraal geld
A
Stijgt
B
Daalt
C
blijft gelijk
Slide 20 - Quiz
Waarom kost lenen geld ?
A
Omdat je dan schuld hebt
B
Je moet de lening aflossen
C
Je moet de lening terugbetalen
D
Je moet rente betalen
Slide 21 - Quiz
Koop nu een nieuwe scooter van € 2.000,-. En betaal 5 jaar lang maar € 40,- per maand! Welk bedrag betaal je meer dan bij direct kopen?
A
€40,-
B
€ 2.000,-
C
€ 400,-
D
€ 2400
Slide 22 - Quiz
Wil je verzekeren voor een onvoldoende voor de toets bij mij. De premie is € 25 ?