Frans 1MHV voca + grammaire CH 0 + 1

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

1MHV CH 0 + 1 vocabulaire + grammaire

Wat weet je nog van de lidwoorden in het Frans?

Wat zijn in het Frans de vrouwelijke lidwoorden?

1. le, un
2. le, une
3. la, un
4. la, une

Wat is in het Frans een meervoudig lidwoord?

1. le
2. la
3. l'
4. les

Wanneer gebruik je in het Frans het lidwoord " l' " ?

1. Voor klinkers en een stomme 'h'
2. Voor mannelijke woorden
3. Voor vrouwelijke woorden
4. Bij un en une

Hoe vertaal je 'een' in het Frans?

Wanneer gebruik je in het Frans het lidwoord "une" ?

1. Voor mannelijke woorden
2. Voor vrouwelijke woorden

Verander het lidwoord in un/une:
le jardin

1. un jardin
2. une jardin

un, une betekenen : een

1. waar
2. niet waar

C'est un / une / l' chien.

1. un
2. une
3. l'

Verander het lidwoord in un/une:
la photo

1. un photo
2. une photo

Verander het lidwoord in un/une:
la copine

1. un copine
2. une copine

Verander het lidwoord in un/une:
le truc

1. un truc
2. une truc

Verander het lidwoord in un/une:
le stylo

1. un stylo
2. une stylo

Verander het lidwoord in un/une:
le message

1. un message
2. une message

Verander het lidwoord in un/une:
la fille

1. un fille
2. une fille

je

tu

elles

nous

il

wij

ik

jij

hij

zij

La famille:

la mère

de vader

de moeder

de zoon

de dochter

la fille

le fils

le père

la mer

ma petite soeur

aujourd'hui

de moeder

de zee

mijn zusje

vandaag

la mère

La famille:

een oom

een neef

een broer

een tante

un oncle

une tante

un cousin

un frère 

Combine les nombres 11 à 20 correctement

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

onze

vingt

dix-huit

treize

quatorze

quinze

seize

dix-sept

douze

dix-neuf

Les vacances

La famille

les animaux

la soeur

la plage

le chat

le père

la mer

le cousin

le chien

la piscine

le frère

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir' 

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft / we hebben

wij hebben

u heeft, jullie hebben

zij hebben

avoir

1. hebben
2. zijn
3. doen
4. maken

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
On ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. avons
4. a

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Heb je nog vragen?

Ik weet wat ik nog moet leren voor de toets van Chapitre 0+1.

😒🙁😐🙂😃

Ken je het rijtje van 'avoir' al?
Typ de vormen die je al weet.