Bezittelijk voornaamwoord
Is dit jouw agenda? Ja, dat is mijn agenda.
Is dat jullie formulier? Ja, dat is .... formulier.
Is dat zijn collega? Ja, dat is ...
Is dit mijn koffie? Ja, ...
Is dat ons hotel? Ja, ...
Is dat jouw lunch? Ja, ...
Is dat hun buurman? Ja, ...
Is dit haar bril? Ja, ...