11-15 sept. Literaire begrippen Spanning, stijlfiguren

T G 2 D 
12 sept
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 2 D 
12 sept

Slide 1 - Slide

Programma deze week
Boek Erna Sassen Zonder Titel en literaire begrippen



Slide 2 - Slide

Leerdoel deze week
  • Aan het eind van deze week ken je het literaire begrip  spanning en de stijlfiguren ironie, sarcasme en cynisme en kun je ze vinden in teksten.
=> TEA 1: toets Zonder Titel

     

    Slide 3 - Slide

    Huiswerk bespreken
    • Vragen beantwoorden over Tijd en Ruimte, pag. 5, 6 en 7. 
    • Zo nodig theorie literaire begrippen lezen
    • t/m pag. 179 lezen

       

      Slide 4 - Slide

      De tijd in Zonder Titel

      Slide 5 - Slide

      start boek
              ⬇️
      pag.252

      Slide 6 - Slide

      Overzicht literaire begrippen
      - fictie/non-fictie
      - realistisch/niet-realistisch
      - personages: hoofdpersonen, bijfiguren, karakterontwikkeling
      - perspectief: ik-/ personaal / meervoudig personaal / alwetend
      - tijd: historisch, versnelling, vertraging, vertelde tijd, verteltijd, flashback, flashforward, opbouw van het verhaal
      - ruimte: sfeer, weer, tijdstip, parallellie, contrast
      - spanning

      Slide 7 - Slide

      Wat veroorzaakt spanning in een roman of film?
      •  ...
      • dingen die als lezer nog niet weet (open plekken)
      • cliffhangers
      • vb: detective: wie heeft het gedaan?
      • muziek, licht-/donkereffecten, uiterlijk van personages, tijdvertragingen, spannende plekken
      • Let op: spanning is géén actie of sensatie 

      Slide 8 - Slide

      Slide 9 - Slide

      Welke spanning komt in Zonder Titel voor?

      Slide 10 - Slide

      Voorlezen 
      vanaf pag 180

      Slide 11 - Slide

      Welke vragen heb je nog? 
      Noteer in je Plenda voor woensdag 13 sept: 
      1. Vragen beantwoorden Spanning


      2.  Zonder Titel : t/m pag. 220.

      Slide 12 - Slide

      Zelfstandig werken

      1. Vragen beantwoorden Spanning
      2. Tijdsbalk maken van het boek
      3. Zonder Titel : t/m pag. 220.

      Slide 13 - Slide

      T G 2 D 
      13 sept


      Slide 14 - Slide

      Leerdoel deze week
      • Aan het eind van deze week ken je het literaire begrip  spanning en de stijlfiguren ironie, sarcasme en cynisme en kun je ze vinden in teksten.
      => TEA 1: toets Zonder Titel

         

        Slide 15 - Slide

        Huiswerk bespreken
        - Vragen Spanning 
        - Lezen t/m 220


        Wat is er gebeurd? 

        Slide 16 - Slide

        Waarom werd Dylan enorm kwaad?

        Slide 17 - Open question

        "We gaan achter Rembrandt aan. Want hij weet wat mooi is."
        Wat wordt hiermee bedoeld?

        Slide 18 - Open question

        Hoe is de verhouding tussen Joshua en Sergio nu?
        A
        liefdevol
        B
        vriendschappelijk
        C
        vijandig
        D
        ze zijn niet geinteresseerd in elkaar

        Slide 19 - Quiz

        Theorie literaire begrippen
        stijlfiguren: bijzondere formulering 

        Slide 20 - Slide

        Wat valt je op?
        1. Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
        2. Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.
        3. Elon Musk heeft wel wat centjes verdiend met zijn Tesla's
        4. ....
        5. Figuurlijk taalgebruik (i.t.t. letterlijk) => stijlfiguren

        Slide 21 - Slide

        Stijlfiguren: overdrijven, afzwakken of omkeren
        • overdrijving (of *hyperbool): iets erger maken dan het is: "Ik heb geen oog dichtgedaan" => niet goed geslapen; "doodgegooid"
        • understatement: iets minder erg/groot maken dan de werkelijkheid); "Messi kan een aardig balletje trappen"=> Hij is een supervoetballer. "Aardig wat centjes"


        Slide 22 - Slide

        Stijlfiguren: overdrijven, afzwakken of omkeren

        • omkering: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt: "Je bent weer lekker op tijd!" => je bent veel te laat.
        • in de omkering kun je verschillende niveaus onderscheiden:  

        Slide 23 - Slide

        Spot: ironie, sarcasme, cynisme
        • Ironie: vriendelijke spot die niet kwetsend is bedoeld. Je zegt  het tegenovergestelde van wat je bedoelt, als grapje. Het weer is geweldig. (als het pijpenstelen regent) 'cum laude naar 3vmbo
        • Sarcasme: scherpere spot, bedoeld om de ander te kwetsen."Vooral zo doorgaan, dan komt het wel goed! "(tegen leerling die weer een 3 haalt) 


        Slide 24 - Slide

        Ironie, sarcasme, cynisme

        • cynisme: heel wrede spot "Dan spring je toch lekker van de flat!" tegen depressieve vriend. Is meer een houding dan humor. Een cynicus gaat uit van het slechte in de mens.
        • Ironie leidt soms tot misverstanden, vooral in geschreven vorm (waarom?)
        • Die voorkom je door een smiley (knipoog) of aanhalingstekens: "Dat was weer een nuttige vergadering. 😉" "Dat was een ‘geslaagde’ grap."

        Slide 25 - Slide

        Formuleer nu zelf   
        1.  een understatement (je zwakt iets af)
        2. een ironische uitspraak (je keert iets om, grappig bedoeld)

        Slide 26 - Slide

        Welke vragen heb je nog? 

        Noteer in je Plenda (voor dinsdag 19 sept): 
        1. Vragen beantwoorden over Stijlfiguren, pag. 9 e.v.


        2. Zonder Titel uitlezen.
        3. Tijdsbalk afmaken

        Slide 27 - Slide

        Volgende week
        •  interview bekijken met schrijfster
        • schrijfopdracht over Zonder Titel

        Welke vragen heb je nog? 

        Slide 28 - Slide