Parkinson

1 / 32
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Kennismaken met 
 

Slide 2 - Slide

Parkinson
Ervaringen?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

De fijne motoriek raakt bij de ziekte van Parkinson verstoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Stemming en gedrag van een zorgvrager worden vaak beïnvloed door de ziekte van Parkinson.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Mensen met de ziekte van Parkinson hebben teveel dopamine in de hersenen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurd er  
Neurotransmitter 
(boodschapper)
Progressief
Chronisch

Slide 8 - Slide

Oorzaak
Nog veelal onbekend. Het lijkt erop dat invloeden van buitenaf een rol spelen 
1.  Veel bestrijdingsmiddelen gebruikt, zoals bij een boerderij. 
2. Blootgesteld aan bepaalde oplosmiddelen die in de industrie worden gebruikt. 
3.  Gebied waar met zware metalen wordt gewerkt.

Erfelijke component
Mutatie. Onderzoek, maar interpreteren nog moeilijk
Zelden gedaan, enkel bij familiare belasting

Slide 9 - Slide

Diagnose
Uitgebreid neurologisch onderzoek 
Soms MRI ter uitsluitsel 
Medicatie 

Slide 10 - Slide

De diagnose wordt gesteld door
A
Een MRI
B
Op basis van de klachten
C
Goed reageren op medicatie gebruik
D
B en C zijn goed

Slide 11 - Quiz

Symptomen
assymetrisch beeld
tremoren
articulatie
Kyfotische houding
maskergelaat
mentale problemen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Een ander woord voor beven is tremoren?
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Een symptoom bij de ziekte van Parkinson is overmatige speekselproductie
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Behandeling 
1. Medicatie Levodopa & dopamine agonist (aanvullen of stimuleren dopamine)
2. Multidisciplinaire zorg (ergo, fysio, logo, diëtiste, arts, psycholoog/maatschappelijk werk, verzorgend personeel)
3. Later ook APO morfine, Duodopa en DBS


Slide 16 - Slide

Fysiotherapie zal niet bestaan uit oefentherapie, want dit is te belastend.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Zorgvragers met de ziekte van Parkinson krijgen specifieke dieet adviezen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Off On periode 
Vertraagde maag 
lediging leid tot 
onvoorspelbare 
opname 
Verminderde werking

Slide 19 - Slide

Duodopa


Duodopa (levodopa in vloeibare
vorm)
Pompje via PEG sonde 

Houd rekening met verzorging

Slide 20 - Slide

APOmorfine   
Apomorfine werkt hetzelfde als 
als dopamine

Subcutaan pompje (kort naaldje in 
de huid)

Slide 21 - Slide

Deep brain stimulation
Chirurgische ingreep 

Vermindert traagheid, beven, pijnlijke 
krampen en over-beweeglijkheid 
bij de ziekte van Parkinson

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Tips 
1. Traagheid: Neem de tijd
2. Maskergelaat: Vraag naar emoties 
3. On/Of fenomeen: Toon begrip en volg tempo patient 
4. Lopen en opstaan: Beleid fysio, niet praten tijdens lopen of opstaan. Let op valrisico 
5. Eten en drinken: beleid logopedist. Goed rechtop zitten, voldoende tijd om te eten.  
6. Betrekken mantelzorg en ondersteun mantelzorg
7. vaak moeten plassen; neem dit serieus. Veel drinken ivm risico constipatie
8. Mentale problematiek: luisterend oor
9. Multidisciplinair: Vraag of kijk in het dossier voor afspraken.




Slide 24 - Slide

https://www.youtube.com/watch?v=SZf5pSca_h4


Met parkinsonisme worden klachten bedoeld als bij de ziekte van Parkinson, maar deze klachten zijn veroorzaakt door bijvoorbeeld medicijnen. Door met de medicijnen te stoppen die de problemen veroorzaken, verdwijnen de parkinsonachtige verschijnselen weer.
Er zijn ook andere vormen van dementie die parkinsonachtige verschijnselen geven, zoals Lewy-body-dementie. De oorzaak van de klachten is daarbij echter totaal anders dan bij Parkinson, waardoor deze patiënten minder goed reageren op parkinsonmedicatie.

Slide 25 - Slide

NAH
Elke afwijking of beschadiging 
van de hersenen die na de 
geboorte is ontstaan. 


Slide 26 - Slide

Waar staat NAH voor?
A
Nederlandse algemene hersenstichting
B
Niet aangeboren hersenletsel
C
Niet aangeboren hoofdletsel
D
Geen van allen

Slide 27 - Quiz

Word je met NAH geboren?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Traumatisch
Klap tegen het hoofd 

Voorbeelden:
1. Val van een trap
2. Ongeluk in het verkeer 
3. Harde klap op het hoofd 


Niet traumatisch 
1. Hersenbloeding/infarct 
2. Hersentumor (goed of kwaadaardig)
3. Ziekten als meningitis (hersenvliesontsteking door bacterie of virus) 4. Ziekte van lyme (bacterie, ontsteking)
5. Zuurstof tekort (langer dan 6 minuten, verdrinking/reanimatie)

Slide 30 - Slide

Voor mensen met NAH is het verliezen van het werk een van de moeilijkst te accepteren veranderingen na het oplopen van het letsel. Ze raken niet alleen werk en inkomen kwijt, maar ook hun sociale contacten en een bepaalde identiteit. Dit kan hun zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde aantasten. 

Slide 31 - Slide

Zichtbare gevolgen
1. Parese (verlamming)
2. Ataxie (onsamenhangende beweging)
3. Dyskinesie (onwillekeurig bewegen)
4. Afasie (taalstoornis)
5. Dysartrie (spraakstoornis)
6. Slikstoornissen
7. Dubbelzien
8 Epilepsie 
9. Gedragsverandering

Onzichtbare gevolgen
1. Aandachtsprobleem
2. Geheugenprobleem
3. Planningsprobleem
4. Sociale interactie
5. Prikkelverwerking
6. Vermoeidheid
7. Stemmingsproblemen
8. Slaapproblemen
9.  Emotionele problemen

Slide 32 - Slide