Les 06 - Overtuigende tekst schrijven

Drogredenen en een betoog schrijven
Schrijfvaardigheid §B4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Drogredenen en een betoog schrijven
Schrijfvaardigheid §B4

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Nakijken
  2. Doel benoemen
  3. Terugblik 
  4. Korte instructie
  5. Aan de slag
  6. Afsluiting 


Slide 2 - Slide

Nakijken 
Grammatica B5 opdracht 1 t/m 9 nakijken.


Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les:
- hoe een betoog is opgebouwd;
- waar je op moet letten bij het schrijven van een betoog.

Slide 4 - Slide

Dienstmededeling

Toets grammatica B- gedeelte plannen voor na de kerstvakantie!

Slide 5 - Slide

Drogredenen
Vorige les hebben we gezien dat het bij argumentatie van belang is dat je geen drogredenen gebruikt.

Er zijn verschillende soorten drogredenen, maar op dit moment onderscheiden we er maar twee: de cirkelredenering en de overhaaste generalisatie.

Slide 6 - Slide

De cirkelredenering
Van een cirkelredenering is sprake wanneer het argument hetzelfde is als het standpunt.

- Ik vind hem niet zo aardig, want ik mag hem gewoon niet.
- Natuurlijk had ik er een reden voor, anders had ik het niet gedaan.
- Reizen met de trein kost te veel tijd. Dit komt omdat een treinreis vaak erg lang duurt. 

Slide 7 - Slide

Overhaaste generalisatie
Bij een overhaaste generalisatie doe je op basis van één of enkele voorbeelden uitspraken over een hele groep.

- Ik ben drie dagen in Londen geweest; het regent daar altijd!
- Er zijn drie mensen overleden aan de coronavaccinatie; laten we stoppen met vaccineren!

Slide 8 - Slide

Schrijven betoog
Jullie weten  hoe je goede zinnen en alinea's moeten schrijven 
(lessen vorig jaar, blz. 200 t/m 212).

Ook weten we dat er bij een tekst over het algemeen sprake is van een driedeling in inleiding, kern en slot.

Dat is bij een betoog niet anders.

Slide 9 - Slide

Inleiding betoog
Een inleiding van een betoog bestaat uit drie onderdelen:
- Een opwarmertje: een kort verhaaltje om het onderwerp te introduceren. Denk hierbij aan een anekdote, een stukje actualiteit, een citaat of een vraag.
- Een stukje achtergrondinformatie over het onderwerp; waar gaat de tekst over?
- Je standpunt (kort en krachtig verwoord)

Slide 10 - Slide

Middenstuk betoog
In je middenstuk van je betoog geef je je argumenten. Je bespreekt ieder argument in een aparte alinea.

Hiernaast gebruik je het middenstuk om tegenargumenten te benoemen en te weerleggen. Zo laat je zien dat je weet dat er ook andere meningen zijn, maar dat die in jouw ogen niet juist zijn.

Slide 11 - Slide

Slot betoog
Het slot van je betoog is de laatste mogelijkheid om de lezer over de streep te trekken.

- In het slot benoem je je stelling en je belangrijkste informatie in één of enkele zinnen.
- Je sluit af met een uitsmijter: een belangrijke kernachtige boodschap die idealiter terugverwijst naar het opwarmertje.

Slide 12 - Slide

Stelling
Voor het schrijven van een betoog is het natuurlijk heel belangrijk dat je een standpunt hebt. Ga naar www.schooldebatteren.nl en selecteer een stelling van niveau 2. 

https://schooldebatteren.nl/stellingen/ervaringsniveau-2/ 

Slide 13 - Slide

Schrijfplan
Alinea
Tekstonderdeel
Deelonderwerp
Inhoud
1
Inleiding
Opwarmertje, achtergrondinformatie en stelling
2
Middenstuk
Uitwerking argument vóór 1
3
Middenstuk
Uitwerking argument vóór 2
4
Middenstuk
Uitwerking argument vóór 3
5
Middenstuk
Uitwerking argument tegen
6
Middenstuk
Weerlegging argument tegen
7
Slot
Stelling, samenvatting & uitsmijter

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 6 tot en met 8 A/B, 9 en 10 A/B. op pagina 230 en 231.
Werk daarna aan het schrijfplan voor je eigen betoog.

Slide 15 - Slide

Drogredenen en een betoog schrijven
Schrijfvaardigheid §B4

Slide 16 - Slide

Programma
  1. Nakijken B4
  2. Werk afmaken
  3. Stillezen 


Slide 17 - Slide

Nakijken 
B4 schrijfvaardigheid
opdracht 1 tot en met 5 op pagina 228 en 229.

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 6 tot en met 8 A/B, 9 en 10 A/B. op pagina 230 en 231.
Klaar? Ga dan stillezen

Slide 19 - Slide