Startscherm H2 dinsdag 25 mei

Goedemorgen!
Goedemorgen!
  1.  Jassen uit en op de gang
  2. Telefoons in het mandje​
  3. Op tafel:
    - boek en schrift voor komende les
    - pen
  4. Tassen in de kast
  5. Om 08.30 uur zit je klaar om te beginnen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Goedemorgen!
  1.  Jassen uit en op de gang
  2. Telefoons in het mandje​
  3. Op tafel:
    - boek en schrift voor komende les
    - pen
  4. Tassen in de kast
  5. Om 08.30 uur zit je klaar om te beginnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Goedemorgen!
Programma en bijzonderheden
1
Duits
Inka
2
Nederlands 
Inka
kleine pauze
3
Bewegingsonderwijs
Vera
4
Bewegingsonderwijs
Vera
grote pauze
5
Beeldende vorming
Inka
Kirsten toets du
6
Wiskunde
Clara

Slide 2 - Slide

Vandaag bespreken:
wie heeft er allemaal een laptop (nodig)?

inloggen bij lesson-up. In les NL uitproberen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Das Programm für heute
+ verschil müssen/sollen  (seite 144)
2.  F. Sprechen, Seite 84-87 (Übung 26 - 32 (33 nicht)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Was sind Modalverben? 
Een modaal werkwoord  (Modalverb)
  • komt van 'modaliteit' = wijze van zijn, verschijningsvorm
  • staat samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
  • verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat
  • ik kan fietsen <-> ik moet fietsen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Modale werkwoorden en wissen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Was fällt dir auf? 
Bij een modaal werkwoord in het Duits:

  • Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
  • Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Modalverben
können = kunnen
dürfen   = mogen
müssen = moeten, het kan niet anders
wissen   = weten (heeft dezelfde vorm maar is geen mod.ww)
sollen     = moeten (wil van een ander)
wollen    = willen
mögen   = leuk vinden, lusten
willen      = willen (wens)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De modale werkwoorden
Persoon
wohnen
wollen
ich
wohne
will
du
wohnst
willst
er/sie/es/man
wohnt
will
wir
wohnen
wollen
ihr
wohnt
wollt
sie/Sie
wohnen
wollen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Machen
Übung 17 - 18 (Seite 79) Nachbesprechen
Danach: 19 + 20 Nachbesprechen

Selbständig: Übung 14 + 15 (= Hausaufgabe für morgen) + Übung 6 (Seite 70) wenn du die noch nicht gemacht hast.



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel behaald?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Programma

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel behaald?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Beeldende vorming

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Goedemorgen!
Dagafsluiting
1. Hoe was je dag?

2. Mededelingen/bijzonderheden

3. ABC  =  Agenda - Boeken - Corvee


Fijne middag!   

Slide 17 - Slide

This item has no instructions