3m par 6.2 Het gaat om de winst!

Welkom  
economen!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom  
economen!

Slide 1 - Slide

6.1.1 Produceren maar!                                                      
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
VERGOEDING
  • huur, rente
  • loon
  • pacht
  • winst

Slide 2 - Slide

Opgave 4 blz 161

Slide 3 - Slide

  • In het verleden was het kano-bedrijf arbeidsintensief
arbeidsintensief:
bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven)

  • Tegenwoordig is het kano-bedrijf kapitaalintensief
kapitaalintensief:
bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten
6.1 Produceren maar!                                                      

Slide 4 - Slide

Blz 162 opgave 8

Slide 5 - Slide

De investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.
Afschrijving:
De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
6.1. Produceren maar!                                                     

Slide 6 - Slide

De investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.
Afschrijving:
De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
6.1 Produceren maar!                                                      
Afschrijving per jaar =
(aanschafwaarde - restwaarde)
        aantal gebruiksjaren  

Slide 7 - Slide

Blz 163 opgave 10

Slide 8 - Slide

Blz 163 opgave 12

Slide 9 - Slide

Blz 182 opgave 3

Slide 10 - Slide

Hoofdstuk 6
6.2 Het gaat om de winst

Slide 11 - Slide

Leerdoelen deze les:
  • Je weet wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen
  • Je kunt de consumentenprijs berekenen
  • Je kunt het btw-bedrag in de consumentenprijs berekenen
  • Je kent het verschil tussen afzet en omzet en kunt de omzet berekenen
  • Je kent het verschil tussen brutowinst en nettowinst en kunt deze beide berekenen.

Slide 12 - Slide

  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst
  • Overige / bedrijfskosten -
  • Nettoresultaat


afzet x verkoopprijs
O
afzet x inkoopprijs
I
Andere kosten dan inkoopkosten (bijv. huur-, loon- en reclamekosten)
O
Let op! Dit kan nettwinst of nettoverlies zijn
N
B
6.2. Het gaat om de winst!                      

Slide 13 - Slide

Voorbeeldsom

Van een winkel zijn over 2016 de volgende gegevens bekend:

-afzet 3000 stuks.
-Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-
-Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-
-Loonkosten waren € 30.000,-
-Overige kosten € 25.000


Vraag:

Bereken de bruto- en nettowinst! (ALTIJD EXLCUSIEF BTW!)







Slide 14 - Slide

UITWERKING

3000 x 75,-          =  € 225.000,- 

3000 x 35,-          =  € 105.000,-     -

BRUTOWINST     =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  €   55.000,-      -

NETTOWINST     =  €   65.000,-

Slide 15 - Slide

6.2 Het gaat om de winst!                                                     
Een ondernemer wil winst maken...
  • verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs is zijn brutowinst (= winst + bedrijfskosten)
  • brutowinst als percentage van de inkoopprijs is brutowinstmarge

Slide 16 - Slide

Van inkoopprijs tot concsumentenprijs

Inkoopprijs

brutowinstmarge         +

 verkoopprijs


verkoopprijs

btw                                        +

consumentenprijs

Slide 17 - Slide

Van inkoopprijs naar consumentenprijs
De inkoopprijs van een trui van Tommy Hilfiger is € 35,00. 
De brutowinstmarge is 45%. De btw is 21%.
Inkoopprijs                                              100% = €
brutowinstmarge                                  45% = €                  +
verkoopprijs                                           145% = € 
verkoopprijs                                           100% = €


btw                                                               21% = €                   +
consumentenprijs                               121% = €

Slide 18 - Slide

Van inkoopprijs naar consumentenprijs
De inkoopprijs van een trui van Tommy Hilfiger is € 35,00. 
De brutowinstmarge is 45%. De btw is 21%.

Inkoopprijs                                  100% = €
brutowinstmarge                      45% = €        +
verkoopprijs                               145% = € 
verkoopprijs                               100% = €


btw                                                   21% = €         +

consumentenprijs                   121% = €
€ 35,00
€ 15,75     -> 35 / 100 x 45 = 
€ 50,75 
€ 50,75 
€ 10,66   -> 50,75 / 100 x 21 = 
€ 61,41

Slide 19 - Slide

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
maken paragraaf 6.2

Slide 20 - Slide