De heer B. (39 jaar) woont alleen in een flat. Hij heeft slechte zelfzorg (hij stinkt), drinkt dagelijks alcohol en is in de buurt meerdere keren bekeurd vanwege wildplassen. Door problemen met zijn uitkering heeft hij een huurachterstand en dreigt huisuitzetting. In het verleden heeft hij contact gehad met verslavingszorg en is hij eenmalig opgenomen binnen een ggz-instelling vanwege ontremd gedrag’. De heer B. heeft weinig contact met familie en vrienden, alleen zijn broer komt
geregeld langs omdat hij zich zorgen maakt; hij maakt dan schoon en helpt bij de administratie.
De flat van de heer B. ligt tegenover een lagere school en vorige week heeft hij (dronken) staan schreeuwen tegen leerlingen. Op een Whatsapp-groep van ouders zijn signalen hierover gedeeld en naar mate de verhalen sterker worden, maken enkele ouders zich druk over agressie en pedofilie. Een van de ouders benadert de wijkagent, die het signaal met de heer B. bespreekt. De heer B. reageert woest en uit felle, dreigende taal richting wijkagent en buurtbewoners.
Omdat de wijkagent niet kan voorkomen dat de heer B. bij school in de buurt komt, maken drie ouders melding bij de gemeente over noodzaak tot ggz-zorg. Namens de gemeente moet er binnen 14 dagen een verkennend onderzoek naar de noodzaak voor geestelijke gezondheidszorg, die mogelijk zou moeten worden verleend met verplichte zorg.