Het vervoegen wan werkwoorden op -ir

Het vervoegen van werkwoorden op -er en -ir

Finir (eindigen)
Choisir (kiezen)
Grandir (groeien)
Rougir (blozen)
Parler (praten)
Habiter (wonen
écouter (luisteren)
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het vervoegen van werkwoorden op -er en -ir

Finir (eindigen)
Choisir (kiezen)
Grandir (groeien)
Rougir (blozen)
Parler (praten)
Habiter (wonen
écouter (luisteren)

Slide 1 - Slide

Werkwoorden op -er
Stap 1:
-er van het werkwoord afhalen. 
Je hebt dan de stam. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Werkwoorden op -ir
Stap 1 : -ir van het werkwoord afhalen. Je hebt dan de stam. 

Slide 5 - Slide

Stap 2: De juiste uitgang achter stam plakken
Je + is
Tu + is
Il/elle/on + it
Nous + issons
Vous + issez
Ils/elles + issent

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Je finis
Tu finis
Il/elle/on finit
Nous finissons
Vous finissez
Ils/elles finissent

Slide 7 - Slide

Tu (choisir) _______
= jij kiest

Slide 8 - Open question

Ils (remplir) ________
= Zij vullen in

Slide 9 - Open question

Julia (rougir) ________
= Julia bloost.

Slide 10 - Open question