U3

1 / 53
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

U3

Slide 3 - Slide

Lesson 1
Reading:
Ex.1,2 p.93

Slide 4 - Slide

may + werkwoord

She may go to the concert.



might + werkwoord

This might help you.


                ? misschien


   


    
                ??   heel misschien

Slide 5 - Slide

Ex.  8   p.98
vorm
(+) may  + hele werkwoord  =misschien  ?  zou mogen
(+) might + hele werkwoord = heel misschien  ?? zou mogen

(-) may / might   not   + hele werkwoord

(?) May / Might ............................hele werkwoord...?

Slide 6 - Slide

past continuous

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

'Past continuous'
Past Continuous

Slide 9 - Slide

Past Continuous
  • Het gaat over iets wat in het verleden gebeurde. 
  • De past continuous speelt zich af in het verleden en is een tijdje aan de gang.
  • We were playing football yesterday

Slide 10 - Slide

Past Continuous
  • Hoe maak je de Past Continuous:


  •  (+) was/were + werkwoord-ing


  • (-) was not/ were not  + ww -ing 

  • (?) Was/Were ....ww-ing?

I was playing
You were playing
He was playing
We were playing
You were playing
They were playing

Slide 11 - Slide

Past Continuous
Quiz time!

Choose the correct form of the past continuous

Slide 12 - Slide

Boris ... English
A
was learning
B
is learning
C
has learned
D
will learn

Slide 13 - Quiz

They ... swimming in the lake
A
are swimming
B
were swam
C
were swimming
D
have swum

Slide 14 - Quiz

Your father ... the car
A
will have been repairing
B
is repairing
C
repaired
D
was repairing

Slide 15 - Quiz

I ... a magazine
A
read
B
was reading
C
am reading
D
will read

Slide 16 - Quiz

You ... your bag
A
am packing
B
were packing
C
packed
D
will have packed

Slide 17 - Quiz

My friends ... the match on TV
A
have been watching
B
watched
C
were watching
D
are watching

Slide 18 - Quiz

Ex.9 p.99
I  / he / she / it      was werkwoord +ING

we / they / you       were  werkwoord +ING

Past Continuous  oefenen

Slide 19 - Slide

Find out
Reading
Ex.3,4,5 p.94-95
Vocabulary
Ex.6,7 p.97-98

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

2

Slide 22 - Video

00:49
Past Simple
(+) ww+ed     walk     =   walk+ed= I walked.
2 rij         see    =    saw= I saw .   
(-) did not  + ww    walk = did not walk = I did not walk.
                                  see   = did not see = I did not see.
(?) Did ............ww..?  walk   = Did  I walk?
                                      see     = Did I see?

Slide 23 - Slide

01:41
Past Continuous
(+) was / were  + ww ing                        walk = I was walking.
                                                                                               We were walking.
(-) was not / were not  + ww ing                walk= I was not walking.
                                                                                         We were not walking.
(?) Was  /Were .........ww ing?                    walk= Was I walking?
                                                                                                 Were we walking?

Slide 24 - Slide

Past Simple or Past Continuous
Ik was aan het dansen toen je binnen kwam.

Ik las een boek.

Ik was aan het lezen toen je mij belde.
.

Slide 25 - Slide

Ex.18 p.107
  1. Do you remember that I (1)told about Neil's brother? 
  2. Well, yesterday I (2)saw  for the first time after I had told him that I didn't want to go to a party with him. 
  3. He (3) was watching TV when I (4)walked in. 
  4. While Neil and I (5) were talking, he sometimes (6)looked at me, but he (7)didn't say  anything. I felt so awkward! 
  5. And Neil (8)laughed at me the whole time. It was terrible!                              

Slide 26 - Slide

Should
Hoe ?
Should/should not + het hele werkwoord
Wanneer?
Als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. 
Je geeft advies of je raad iets af.

Slide 27 - Slide

Voorbeelden
We should invite Kate to our birthday party.
You shouldn't go to bed so late.
He should eat less candy.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

To go (ask) on a date
Ex.12,13 p.102 (in tweetallen)

If you are ready- make :
Ex.14,15,16 p.104-105

Slide 31 - Slide

Today
  • Formatieve toets -Past Continuous and Past Simple
  • Ex.18,19 p.107
  • Ex.20,21,22 p.108-110
  • Listening Unit 3 les 3

Slide 32 - Slide

Past Simple or Past Continuous
feit                           proces
Ik was aan het dansen toen je binnen kwam.

Ik las een boek.
Ik was aan het lezen toen je mij belde.

Ik belde je gisteren.
.

Slide 33 - Slide

Formatieve toets
  1. were playing
  2. noticed
  3. was having
  4. saw
  5. fell
  6. was hiding
  7. broke
  8. came
  9. was living
  10. distracted 

Slide 34 - Slide

Zelfstandig
links:
Past Simple en Past Continuous uitleg
Ex.18,19 p.107
Ex.20,21,22 p.108-110
Listening Unit 3 les 3-online maken
Quizlet U3                       Ex.Idiooms H5




Slide 35 - Slide

Adjective= bijvoeglijk naamwoord
-zegt iets over het zelfstandig naamwoord
plaats:
1. (voor)bijvoeglijk nw + zelfstandig nw .................................
2.(achter) zintuig.werkwoord +bijvoeglijk nw - to be (alle vormen)-to smell -to feel-to look -to sound
.............................................
.......................................... 




Slide 36 - Slide

bijwoord - zegt iets over het werkwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord +ly = bijwoord 
  • bad + ly= badly- He drives badly.
  • slow + ly= slowly
  • usual + ly= usually
  • Let op : uitzonderingen: !!!good= well
  • fast=fast
  • daily=daily
  • friendly= in a friendly way/manner  -He talks  in a fri.endly way

Slide 37 - Slide

 voor meer info zie p.174-175 Unit 3 Grammar : Adverbs, adjectives 
Let op spelling: funny-funnily, gentle-gently....
Bijvoeglijk naamwoord gebruik je met zelfstandig naamwoord:
a beautiful girl,             a slow car

Bijwoord gebruik je met werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, bijwoorden
The girl sings beautifully.    She drives slowly.
The girl is really beautiful. The girl sings really beautifully.

Let Op!: na deze werkwoorden to be, to taste, to smell, to look, to sound, to feel- gebruik je geen werkwoord maar een bijvoeglijk naamwoord!    
The girl is beautiful. It sounds nice . I feel good.    
  

Zie je het verschil? -  Be nice. Always try to show a nice smile and speak nicely .          

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

link om te oefenen

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Self test maken

Slide 43 - Slide

Today
  1. Herhaling Unit 3
  2. Zelfstandig aan het werk
  3. Voorbereiden voor het PW 

Slide 44 - Slide

may + werkwoord

She may go to the concert.

You may not park here.

might + werkwoord

This might help you.


                ? misschien


verboden   


    
                ??   heel misschien

Slide 45 - Slide

kaartjes
vorm
(+) may  + hele werkwoord  =misschien  ?  zou mogen
(+) might + hele werkwoord = heel misschien  ?? zou mogen

(-) may / might   not   + hele werkwoord

(?) May / Might ............................hele werkwoord...?

Slide 46 - Slide

Past Continuous
  • Hoe maak je de Past Continuous:


  •  (+) was/were + werkwoord-ing


  • (-) was not/ were not  + ww -ing 

  • (?) Was/Were ....ww-ing?

I was playing
You were playing
He was playing
We were playing
You were playing
They were playing

Slide 47 - Slide

Past Simple
verleden afgelopen

(+)  ww+ed / of 2 rij

 (-)  did not ww ( geen-ed of 2 rij!)


(?) Did ....ww ? ( geen -ed of 2 rij!)

Slide 48 - Slide

Past Simple
verleden afgelopen

(+)  ww+ed / of 2 rij

 (-)  did not ww ( geen-ed of 2 rij!)


(?) Did ....ww ? ( geen -ed of 2 rij!)
Past Continuous
verleden aan de gang was

(+) was /were ww-ing

(-) was not/ were not  ww-ing

(?) Was /Were  ....ww-ing?

Slide 49 - Slide

Should
Hoe ?
Should/should not + het hele werkwoord
Wanneer?
Als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. 
Je geeft advies of je raad iets af.

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Zelfstandig aan het werk
1. Controleer of je de volgende opdrachten uit Unit 3 af hebt:
Ex.6,7,8,9 p.97,98,99
Ex.15,16,17,18,19 p.104,105,106,107
Ex.28,29 p.116
Ex.40,41,42,43,44 p.125,126,127,128
2. Daarna begin met SelfTest unit 3:
 via Magister/leermid./ Engels/Unit 3/Selftest

Slide 52 - Slide