Grammatica klas 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welke regels ken je al?

PV

PV en OND

PV, OND, WWG

LV, MV, BIJWBEP

Nog te weinig

Anders

Wat moet je kennen voor de toets?

De regels in het kort

PV: vraagproef of tijdproef

OND: wie of wat + PV?

WWG: alle werkwoorden in de zin

LV: wat of wie + gezegde + OND

MV: aan of voor wie + gezegde + OND + LV

BIJW BEP: tijd= wanneer, plaats = waar? 

Wat is de PV in de zin:
De kip legt een ei.

Wat is de PV in de zin:
De beren liepen door het grote bos.

Wat is de PV in de zin:
Oak heeft een wond op zijn been.

Wat is het OND in de zin:
Raoul verft een regenboog op het papier.

Wat is het OND in de zin:
Kimberley ziet een ooievaar vliegen.

De PV vind je door de tijdsproef uit te voeren

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het OND in de zin:
De kapper knipt mijn haar in een nieuw kapsel.

Wat is het WWG in deze zin:
Mijn zus heeft een boek gekocht

Wat is de WWG in deze zin:
De beer is gister weggelopen van het circus

Het OND is te vinden door de regel: 'wie of wat + PV?' te gebruiken

1. Waar
2. Niet waar

Het LV is te vinden door te vragen: wat of wie + GEZ + OND

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het LV in de zin:
Lennard ziet een eend in de vijver.

Wat is het LV in de zin:
Zien heeft haar werkstuk gisteren ingeleverd.

Wat is het LV in de zin:
De meester geeft de jongens straf.

De regels nog een keer in het kort

PV: vraagproef of tijdproef

OND: wie of wat + PV?

WWG: alle werkwoorden in de zin

LV: wat of wie + gezegde + OND

MV: aan of voor wie + gezegde + OND + LV

BIJW BEP: tijd= wanneer, plaats = waar? 

Ik snap nu:

PV

PV en OND

PV, OND en WWG

PV , OND, WWG en LV

Toch snap ik iets nog niet