Les 22

Herhaling
1 / 34
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij doen?
  1. Gaan lezen;
  2. We herhalen de stof;
  3. Oefenen de stof;
  4. Behandelen de leestoets.

Slide 2 - Slide

Lezen

Slide 3 - Slide

Leestoets
  1. Lees de toets globaal;
  2. Kijk naar de tijd;
  3. Lees de tekst;
  4. Beantwoord de vragen;
  5. Sla vraag over die je niet snapt;
  6. Als een vraag naar een regel of alinea verwijst -> zoek deze op;
  7. Ben je klaar? Check!

Slide 4 - Slide

Welke tips heb je voor het maken een leestoets?

Slide 5 - Mind map

Argumenten

Slide 6 - Slide

Wat zijn argumenten?

Slide 7 - Open question

Wat is een feit?
A
Iets wat echt gebeurd is of echt waar
B
Je kunt er 'ik denk' of 'ik vind' voor zetten
C
Dit is een mening
D
Verwijst terug naar iets in de zin

Slide 8 - Quiz

Wat is een mening?
A
Iets wat echt gebeurd is of echt waar
B
Je kunt er 'ik denk' of 'ik vind' voor zetten
C
Argumenten
D
Verwijst terug naar iets in de zin

Slide 9 - Quiz

Ik vind die nieuwe game geweldig!
A
Feit
B
Argument
C
Mening

Slide 10 - Quiz

Het is griezelig en uitdagend tegelijk.
A
Feit
B
Argument
C
Mening

Slide 11 - Quiz

De landschappen in Horizon Zero Dawn zijn prachtig.
A
Feit
B
Argument
C
Mening

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Dark Souls III was vannacht nog in de aanbieding. De prijs was toen €12,49.
A
Feit
B
Argument
C
Mening

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

The Last of Us Remake komt uit op 9 september 2022.
A
Feit
B
Argument
C
Mening

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Wat zijn goede argumenten?
  1. Bevat alleen informatie die waar is;
  2. Gaat over de mening en niet over iets anders;
  3. Voegt informatie toe en is geen herhaling van de mening.

Slide 18 - Slide

Wat zijn goede argumenten?
Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Dieren die geslacht worden, leven allemaal in hokken van minder dan een vierkante meter.

Argument 2: Het eten van minder vlees is beter voor het milieu.

Slide 19 - Slide

Wat zijn goede argumenten?
Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Het is ook beter om niet meer te vliegen naar je vakantiebestemming.

Argument 2: Het is beter voor de gezondheid.

Slide 20 - Slide

Wat zijn goede argumenten?
Mening: Mensen zouden minder vlees moeten eten.

Argument 1: Mensen eten nu te veel vlees.

Argument 2: Er is dan minder vee nodig, waardoor de stikstofuitstoot zal afnemen. 

Slide 21 - Slide

Verwijswoorden

Slide 22 - Slide

Voornaamwoorden
Voorbeelden: deze, die, dit, dat, zo'n, datgene, diegene, zijn, mijn, jouw, hij, zij, elkaar, het

In Groningen woont mijn lievelingsneef, die gitaar speelt.

Slide 23 - Slide

Bijwoorden
Voorbeelden: hier, daar, toen, erover, hoe, zo, waar, wanneer

Wat vind je van mijn voorstel? Denk erover na.

Slide 24 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
Het is geen echt verwijswoord, maar toch kan het verwijzen naar een persoon of ding uit een andere zin.

Sifan Hassan won twee gouden medailles op de WK atletiek. De atlete is zeer tevreden met dit resultaat.

Slide 25 - Slide

Ruben liep naar zijn fiets en reed weg.

Slide 26 - Open question

Eylem zocht in de kledingkast naar haar favoriete shirt.

Slide 27 - Open question

Mevrouw Van Holstein bakt graag. Ze maakt geweldige koekjes en taarten.

Slide 28 - Open question

Meneer Brouwer is een populaire docent. Over de leraar wordt veel gesproken.

Slide 29 - Open question

Dana stond laatst op een tafel. Zij werd uitgedaagd dit te doen.

Slide 30 - Open question

Het is bijna vakantie. Daar heeft iedereen zin in!

Slide 31 - Open question

Vragen?

Slide 32 - Open question

Wat moet je leren? 
Les 57;
Les 58;
Les 72;
Les 73.

Slide 33 - Slide

Leren/samenvatten

Slide 34 - Slide