BEELDSPRAAK

BEELDSPRAAK
LETTERLIJK                                                               FIGUURLIJK
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BEELDSPRAAK
LETTERLIJK                                                               FIGUURLIJK

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling hen, hun en samenstellingen
  • Terugblik op het filmpje over beeldspraak
  • Uitleg voor wie dat wil
  • Aan de slag
  • Terugblik
Doel: Aan het einde van de les weet je wat een vergelijking, metafoor en personificatie is. 

Slide 2 - Slide

Hen of Hun?
Ik geef dat cadeau aan ....
timer
0:30
A
hun
B
hen

Slide 3 - Quiz

hen, zij of hun?
..... hebben dat aan mij gegeven.

timer
0:30
A
hen
B
zij
C
hun

Slide 4 - Quiz

Maak samenstellingen met:
rijst en pap, groente en soep
Leg uit waarom.
timer
1:30

Slide 5 - Open question

Huiswerk
Jullie hebben het filmpje gekeken over beeldspraak. 
Zijn hier nog vragen over?

De leerlingen die geen vragen hebben kunnen verder met Taalverrijking Leswijs hoofdstuk  6, 6.4 A.B.C.  en de opdracht die in Its Learning is gezet! Je mag muziek op als je oortjes hebt.
Als je klaar bent met hoofdstuk 6 ga je lezen.

Behoefte aan extra uitleg of filmpje niet bekeken? Doe dan mee!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat is beeldspraak?

Slide 8 - Mind map

Beeldspraak:

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Een beeld roept een bepaald gevoel op en je vergelijkt iemand of iets (object) daarmee.

Soorten beeldspraak:

  • Vergelijking
  • Metafoor
  • Personificatie

Slide 9 - Slide

vergelijking

WERKELIJKHEID (OBJECT)                                             BEELD


KAREL EN JAN lijken als TWEE DRUPPELS WATER op elkaar.            vergelijking met als


GAVIN, EEN HELD OP SOKKEN, woont in die straat.

    vergelijking zonder als


Slide 10 - Slide

Maak een vergelijking met een slak.
timer
1:00

Slide 11 - Open question

Metafoor
WERKELIJKHEID                       BEELD
(OBJECT)                                                 

Slide 12 - Slide

Metafoor
  • Bij een metafoor vallen het object en het beeld samen.
  • Je vervangt het object helemaal door het beeld.

Bijvoorbeeld:

- DIE ZWIJNENSTAL moet je eerst opruimen.  ( De kamer wordt met een  zwijnenstal vergeleken.)  

- DIE KLEUTER zit in 5VWO. (De leerling wordt met een kleuter vergeleken.)


Metaforen komen vaak voor in spreekwoorden

Slide 13 - Slide

timer
1:00
Maak een metafoor met het woord 'beer'.

Slide 14 - Mind map

Personificatie
Je geeft een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen.

Bijvoorbeeld:

- De zon doet zijn best tevoorschijn te komen

- Die kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

Slide 15 - Slide

"Ze bleef opeens staan en balde de handen tot vuisten terwijl buiten twee koplampen aansprongen als twee gloeiende ogen. Christine viel weer met een verkreukelde motorkap op Leigh aan. Helder metaal scheen door de beschadigde verf heen. Haar grill leek wel uit haaientanden te bestaan."
Noem de personificaties.

Slide 16 - Open question

Aan de slag
Leswijs 2.2, 2.3
timer
0:15
Extra uitleg achterin deze presentatie of in je boek.

Slide 17 - Slide

Even checken..
Let op, je hebt maar 10 of 20 sec om te antwoorden!

Slide 18 - Slide

Hij is zo sterk als een beer.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 19 - Quiz

Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 20 - Quiz

Leon, een boom van een vent, sloeg de inbreker neer.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 21 - Quiz

De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 22 - Quiz

Esmeralda is een draak van een vrouw.
A
metafoor
B
vergelijking met als
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 23 - Quiz

De zon lachte hem stralend toe.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
vergelijking zonder als

Slide 24 - Quiz

Volgende les
(Verder) Aan de slag met opdracht personificatie.
Zie in deze les die met je gedeeld is.

Slide 25 - Slide

OPDRACHT PERSONIFICATIE
Jij gaat aan de slag met personificatie: 
* Kies een voorwerp dat je interessant, leuk, mooi, grappig vindt (bijv. een nietmachine, een wekker, je smartphone).
*  Maak een gedicht waarin je dat voorwerp beschrijft alsof het een mens is / menselijke eigenschappen heeft - minimaal 6 regels

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Opdracht
Bij het filmpje van Lubach.
Schrijf drie metaforen op en leg uit wat hij bedoelt.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video