Uma doet een cursus Nederlands. Tim is de docent.Tim: Hallo, ik ben Tim. ... heet jij?
Uma: Hallo, ik ben Uma.
Tim:... je te ontmoeten. Waar kom je ...?
Uma: Ik ...uit Congo.
Tim: Mooi, en ....woon je nu?
Uma: Ik woon in Leiden. En jij?
Tim: Ik woon ... in Leiden.
Uma: Leuk! .... talen spreek jij?
Tim: Ik spreek Nederlands, Engels en een .... Frans.