What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
quiz examen Nederlands mavo
Quiz examen Nederlands
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Quiz examen Nederlands
Slide 1 - Slide
Hoe lang duurt het Centraal Examen Nederlands (zonder tijdsverlenging)?
A
60 minuten
B
90 minuten
C
120 minuten
D
150 minuten
Slide 2 - Quiz
Uit hoeveel teksten bestaat het examen Nederlands?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 3 - Quiz
Welke leesmanier gebruik je als je wil weten wat het onderwerp is van een tekst?
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
kritisch lezen
D
oriënterend lezen
Slide 4 - Quiz
Op welke manier kan een tekst NIET worden ingeleid?
Door ….
A
een deskundige voor te stellen
B
een conclusie te trekken
C
de aanleiding te geven
D
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
Slide 5 - Quiz
Wat wil men weten als er wordt gevraagd naar de aanleiding van het schrijven van de tekst?
A
Wat het doel is van de tekst
B
Voor wie de tekst bedoeld is (publiek)
C
Hoe de schrijver op het idee is gekomen om de tekst te gaan schrijven
D
Welke tekstsoort het is
Slide 6 - Quiz
Een artikel bestaat uit 7 alinea’s. Welke alinea’s vormen hoogstwaarschijnlijk het middenstuk?
A
alinea 2 t/m 6
B
alinea 2 t/m 7
C
alinea 1 t/m 6
D
alinea 3 t/m 5
Slide 7 - Quiz
Wat moet je doen als je een tussenkopje moet bedenken voor meerdere alinea’s?
A
Kijken waar de eerste alinea over gaat, daar zal de rest ook over gaan
B
Zoeken naar de overeenkomst tussen die alinea’s
C
Kijken waar de hele tekst over gaat
D
Zoeken naar de hoofdgedachte van de tekst
Slide 8 - Quiz
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband reden?
A
omdat
B
want
C
daarmee
D
daarom
Slide 9 - Quiz
Welk signaalwoord hoort niet bij het tekstverband OPSOMMING?
A
bovendien
B
zoals
C
verder
D
ook
Slide 10 - Quiz
Welke signaalwoorden horen niet bij elkaar?
A
Maar, daarentegen, echter
B
Op voorwaarde dat, als… dan, indien
C
Waarmee, het doel is, om te
D
Ook, soms, zoals
Slide 11 - Quiz
De oogst is mislukt, doordat het al maanden ontzettend heet is. Welk tekstverband (en volgorde) zit in deze zin?
A
gevolg-oorzaak
B
oorzaak-gevolg
C
doel-middel
D
middel-doel
Slide 12 - Quiz
Welke uitspraak is NIET objectief?
A
Er wonen in Dubai 2,1 miljoen mensen.
B
In Dubai kun je in de zomer niet buiten voetballen.
C
De meeste inwoners van Dubai komen uit India.
D
In Dubai staat de hoogste toren van de wereld.
Slide 13 - Quiz
Welke uitspraak is NIET subjectief?
A
NAC heeft afgelopen zondag de beker gewonnen.
B
Ik hoop dat NAC naar de eredivisie promoveert.
C
NAC is de beste club van de wereld!
D
Ik vind NAC een leuke club.
Slide 14 - Quiz
Wat mag je NIET doen als er gevraagd wordt een lange zin uit een tekst te citeren?
A
het eerste en laatste woord met puntjes ertussen noteren
B
de hele zin noteren
C
alleen de regelnummers noteren
D
de eerste en laatste twee woorden met puntjes ertussen noteren
Slide 15 - Quiz
Welke uitspraak over de hoofdgedachte van de tekst is NIET juist?
A
Je kunt die vaak vinden in de eerste en/of laatste alinea van de tekst.
B
Het is een zin waarin het belangrijkste staat wat er over het onderwerp wordt gezegd.
C
Soms moet je de hoofdgedachte zelf verwoorden.
D
Dat is het onderwerp van de tekst.
Slide 16 - Quiz
Een artikel over RKC in een krant heeft als publiek:
A
fans en leden van RKC
B
mensen die in voetbalwereld zitten
C
iedereen
D
krantenlezers
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Welke uitspraak is juist over de afbeelding in een gebruiksaanwijzing?
De afbeelding...
A
verduidelijkt de inhoud van de tekst.
B
heb je nodig om de tekst te begrijpen.
C
heb je nodig voor de reparatie.
D
vormt een tegenstelling met de tekst.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Wat is het voornaamste doel van deze advertentie?
A
de lezer overtuigen
B
de lezer waarschuwen
C
de lezer informeren
D
de lezer tot handelen aansporen
Slide 21 - Quiz
Hoe is in deze advertentie de verhouding tussen de titel "U leest nu de krant" en de tekst daaronder?
A
de tekst maakt de titel minder schokkend
B
de titel ondersteunt de tekst
C
de tekst zorgt ervoor dat de titel wordt begrepen
D
de titel voegt een nieuw inhoudselement toe aan de tekst
Slide 22 - Quiz
Op welke manier sluit je je zakelijke brief af?
A
Tot ziens, + voor- en achternaam + handtekening
B
Met vriendelijke groet, + handtekening + voor- en achternaam
C
M.v.g. + handtekening + voor- en achternaam
D
Groeten, + handtekening + voor- en achternaam
Slide 23 - Quiz
Welke conventies gelden NIET bij een artikel?
A
titel
B
indeling in alinea’s
C
beleefd taalgebruik
D
slotformule
Slide 24 - Quiz
Het examen Nederlands start om 13.30 uur. Hoe laat moet je uiterlijk aanwezig zijn?
A
13.30 uur
B
13.15 uur
C
13 uur
Slide 25 - Quiz
Als het ontruimingsalarm gaat, dan
A
ga ik zo snel mogelijk naar buiten
B
blijf ik gewoon doorwerken
C
leg ik mijn pen neer en wacht ik af
D
begin ik te gillen
Slide 26 - Quiz
Wanneer mag je de examenzaal verlaten?
A
Na het eerste uur
B
Altijd
C
Alleen op aanwijzing van de surveillant
D
Als je klaar bent
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Quiz examen deel 2 Nederlands mavo
March 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
4GT - Inleidende quiz eindexamen
March 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
quiz examen Nederlands mavo
April 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
quiz examen Nederlands mavo
April 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Quiz eindexamen M4B
April 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Examentraining 4 VMBO
March 2017
- Lesson with
15 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Examentraining
Tekstverbanden en signaalwoorden
February 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Leesvaardigheid
April 2017
- Lesson with
12 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Examentraining