This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 4
H4 Kies je voor zekerheid?
Slide 1 - Slide
Waar houd je rekening mee voor je besluit wel of geen verzekering te nemen? Noem drie dingen
Slide 2 - Open question
In een bericht van de verzekeringsmaatschappij staat: ‘Verzekeringspremie volgend jaar omhoog.’
Geef aan wat een juiste verklaring kan zijn voor de premiestijging.
A
Het aantal schadegevallen neemt toe
B
De inflatie is 3,5%
C
Automatisering bij de verzekeraar
Slide 3 - Quiz
Leg uit in je eigen woorden wat een onzeker voorval is
Slide 4 - Open question
Je kunt een hoger eigen risico nemen als je denkt dat jouw kans op schade ..... is
A
Klein
B
Groot
Slide 5 - Quiz
De moeder van Elise verzekert haar nieuwe e-bike voor vijf jaar. De premie is € 206. De poliskosten zijn € 6,50. De assurantiebelasting is 21%. Bereken de totale verzekeringskosten voor deze fiets
Slide 6 - Open question
Verzekeraars stellen een eigen risico eerder verplicht als de kans op schade ..... is
A
Klein
B
Groot
Slide 7 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit wat het begrip eigen risico inhoud
Slide 8 - Open question
Met een AVP ben je meestal verzekerd voor een bedrag van € 1,25 miljoen.
Verklaar waarom dit zo’n hoog bedrag moet zijn.
Slide 9 - Open question
Volgens het Verbond van Verzekeraars gaan de premietarieven voor inboedelverzekeringen volgend jaar flink omhoog. Wat kan een reden zijn voor de premieverhoging?
Slide 10 - Open question
Juist of onjuist? Hoe hoger het risico, hoe hoger de premie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Schrijf op waar AVP voor staat
Slide 12 - Open question
Kies het beste antwoord: Hierin staan de rechten en plichten van de verzekeraar en verzekerde.
A
eigen risico
B
polisvoorwaarden
C
polis
D
premie
Slide 13 - Quiz
Voor je telefoon van € 449 heb je een verzekering afgesloten. In de polisvoorwaarden staat dat je bij diefstal € 75 eigen risico hebt en bij beschadiging € 45. Je telefoonscherm is gebarsten. De reparatie gaat je € 59 kosten. Bereken welk bedrag je vergoed krijgt
Slide 14 - Open question
Wat zijn poliskosten?
A
Kosten van de overheid
B
Kosten om de polis te maken en te versturen.
C
Kosten die de verzekeraar betaald
D
Kosten die de verzekeringsmaatschappij moet betalen.
Slide 15 - Quiz
Welke verzekeringen voor je huis sluit je af als je een huis huurt?
Slide 16 - Open question
Welke verzekeringen voor je huis sluit je af als je deze gaat kopen?
Slide 17 - Open question
Ik wil mijn telefoon verzekeren en betaal ........ aan de .......
A
premie, verzekerde
B
premie, verzekeringsmaatschappij
C
schadevergoeding, verzekerde
D
schadevergoeding, verzekeraar
Slide 18 - Quiz
De herbouwwaarde van je huis is € 260.000. De jaarpremie is € 1,15 per € 1.000 verzekerd bedrag. Bereken de maandpremie die je betaalt.
Slide 19 - Open question
Ik verzeker mijn telefoon. Ik ben dan de.....
A
verzekeraar
B
verzekeringsmaatschappij
C
verzekerde
Slide 20 - Quiz
De premie voor je inboedelverzekering is € 1,25 per € 1.000 verzekerd bedrag. Je premie is € 46,05.
Bereken voor welk bedrag je je hebt verzekerd.
Slide 21 - Open question
Als je een oudere scooter hebt, neem je meestal alleen een WA-verzekering.
Verklaar waarom je hem dan niet casco verzekert.
Slide 22 - Open question
Armin heeft een tweelingzus, Zoë. Zij hebben precies dezelfde auto. Armin betaalt voor zijn verzekering meer premie dan Zoë.
Kies de mogelijke verklaringen voor dit verschil.
A
Armin rijdt meer kilometers dan Zoë
B
Armin is een man, Zoë is een vrouw
C
Zoë is wa-casco verzekerd, Armin alleen WA
D
Zoë heeft meer schadevrije jaren dan Armin
Slide 23 - Quiz
Janek wil een opstalverzekering voor zijn huis afsluiten. Volgens een deskundige is de herbouwwaarde van zijn huis € 240.000. De jaarpremie bij Centraal Beheer is € 0,90 per € 1.000 verzekerd bedrag. Bij FBTO is dat € 0,64 per € 1.000 verzekerd bedrag. Welk bedrag betaalt Janek per maand meer aan premie bij Centraal Beheer dan bij FBTO?
Slide 24 - Open question
Veel auto- en scooterverzekeringen hebben een bonus-malusregeling. Welk voordeel heb je als verzekerde van de bonus-malusregeling?
Slide 25 - Open question
Geef aan welke bewering over de zorgverzekering onjuist is.
A
Een basisverzekering is voor iedereen verplicht
B
Voor fysiotherapie kan je een aanvullende verzekering nemen
C
Onder de 18 jaar ben je niet verzekerd
Slide 26 - Quiz
Er zijn vrij veel mensen met een laag inkomen die geen zorgtoeslag aanvragen. Bedenk wat hiervoor een verklaring kan zijn.
Slide 27 - Open question
Wat wordt bedoeld met solidariteit bij een verzekering
A
Iedereen moet premie betalen
B
Iedereen krijgt een schadevergoeding
C
Met premies van verzekerden worden uitkeringen betaald
Slide 28 - Quiz
Nadia heeft voor haar inboedel van € 35.000 een geïndexeerde verzekering afgesloten. Vijf jaar later is het indexcijfer voor inboedels 120. Bereken het geïndexeerde verzekerde bedrag van Nadia’s inboedel nu
Slide 29 - Open question
Welke verzekering is verplicht?
A
de aanvullende zorgverzekering
B
de basisverzekering
C
een reisverzekering
D
een tandarts-verzekering
Slide 30 - Quiz
Hoe noem je een WA-verzekering en een casco-verzekering samen?
Slide 31 - Open question
Zorgtoeslag krijg je....
A
Altijd
B
Als je teveel verdient
C
Als je te weinig verdient
D
Getrouwd bent
Slide 32 - Quiz
Bij de basisverzekering heeft iedereen een eigen risico. Je kunt dit eigen risico vrijwillig verhogen.