Herhaling grammatica H1 - Sytske

havo/vwo-1 chapitre 1
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo/vwo-1 chapitre 1
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!

Slide 1 - Slide

Je révise:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat het over het lidwoord.

In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

Om te kunnen zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is, kan je kijken naar het lidwoord.

Slide 2 - Slide

Grammaire D:
de/het-groep

Slide 3 - Slide

Grammaire D:
een-groep

Slide 4 - Slide

Grammaire D:
meervoud
Om een zelfstandig naamwoord in het meervoud te zetten, moet je 2 stappen volgen.

Stap 1: zet het lidwoord in het meervoud.
le/la/l'   --> les
un/une   --> des

Stap 2: zet een -s achter het zelfstandig naamwoord. Deze -s spreken we niet uit :)!

Slide 5 - Slide

Grammaire D:
betekenissen
De/het:   le/la/l’/les

Een: un/une

Geen betekenis: des!

Voorbeeld:
La fille: het meisje    Une fille: een meisje
Les filles: de meisjes Des filles: meisjes

Slide 6 - Slide


Vul in: un of une
le prof --> ___ prof

Slide 7 - Open question


Vul in: un of une
la famille --> ____ famille

Slide 8 - Open question


Vul in: un of une
le numéro --> ___ numéro.

Slide 9 - Open question


Vul in: un of une.
la mère --> ___ mère

Slide 10 - Open question

Je révise:
grammaire H
Dit grammatica-onderdeel bestaat uit 2 delen. Het gaat namelijk om het onregelmatige werkwoord avoir (hebben).

Maar voor we herhalen wat een vorm van een werkwoord is, herhalen we eerst welke persoonlijke voornaamwoorden er in het Frans zijn.


Slide 11 - Slide

Grammaire H:
persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
ik  --->  je
jij --->  tu
hij ---> il
zij ---> elle
men ---> on
Meervoud
wij --> nous
u, jullie --> vous
zij (mannelijk meervoud) --> ils
zij (vrouwelijk meervoud) --> elles



Slide 12 - Slide

Grammaire H:
het werkwoord avoir
Het rijtje hieronder moet je kennen voor het proefwerk, het is een kwestie van stampen!

j'ai               --> ik heb
tu as            --> jij hebt
il/elle/on a    --> hij/zij/men heeft

nous avons    --> wij hebben
vous avez      --> u hebt/jullie hebben
ils/elles ont   --> zij hebben (meervoud)

Slide 13 - Slide

Grammaire H:
praktische tip?
Wanneer je in de zin geen persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke vorm je invult..
Daarom: een tip!

Bij 1 naam: de il/elle/on-vorm
Bij le/la/l': de il/elle/on-vorm

Bij 2 namen: de ils/elles-vorm
Bij les/des: de ils/elles-vorm

Slide 14 - Slide


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Slide 15 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Slide 16 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.

Slide 17 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Slide 18 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter (luistervaardigheid)
- Lees de stellingen en luister naar het fragment. Is de stelling juist of onjuist.

Opdracht 2: vocabulaire (woordenschat Frans-Nederlands)
- In elke zin staan 2 woorden (in het Frans) schuingedrukt. Kies steeds het juiste woord.

Opdracht 3: grammaire (grammatica)
- Vervang le/la door un/une. 
- Vul de juiste vorm in van het werkwoord 'avoir'


Slide 19 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: vocabulaire (woordenschat Nederlands-Frans) 
- Vertaal de Nederlandse woorden in het Frans.
Opdracht 5: écrire (schrijfvaardigheid)
- Schrijf vijf zinnen over jezelf en je familie in het Frans. Maak hele zinnen! Gebruik de phrases-clés en vocabulaire die je geleerd hebt en vul aan met informatie over jezelf.  
Opdracht 6: lire (leesvaardigheid)
- Bij wie horen de stellingen? Schrijf de juiste naam/namen achter elke stelling.
Opdracht 7: vocabulaire (woordenschat Nederlands-Frans)
- Vertaal de Nederlandse woorden in het Frans.
In totaal zijn er 50 punten te halen. Luister- en leesvaardigheid 1,5pt per antwoord, zinnen 2pt per zin (dus ook 1,5 of 1 of 0,5pt mogelijk). De rest 1pt per antwoord.



Slide 20 - Slide

Zijn er nog vragen?




"Je kunt beter 3 keer 15 minuten leren dan 1 keer een uur."

Slide 21 - Slide

Les devoirs
Komende lessen:
- Herhaalles vocabulaire (woordenschat)
- Herhaalles spreekvaardigheid (zinnen, gesprekjes)
- Oefenproefwerk chapitre 1

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (de lidwoorden)
- grammaire H (het werkwoord avoir)

Slide 22 - Slide