Baarmoeder en eierstokken
Een vrouw heeft een
baarmoeder en
eierstokken. In elke eierstok zitten honderdduizenden onrijpe eicellen.
Eicellen zijn de vrouwelijke geslachtscellen. De onrijpe eicellen zijn al aanwezig bij de geboorte. Als een meisje in de puberteit komt, beginnen de onrijpe eicellen zich te ontwikkelen.
Vanaf de puberteit wordt ongeveer één keer per maand een eicel rijp. Die eicel komt dan vrij uit een eierstok. Dit heet de ovulatie of eisprong. De eileider vervoert de eicel naar de baarmoeder. Een eicel blijft na de ovulatie maar twaalf tot vierentwintig uur in leven. Daarna sterft hij af. De resten worden opgenomen in het bloed. Dit gebeurt in een eileider.
Als de eicel na de ovulatie wordt bevrucht door een zaadcel van een man, kan hij wel in leven blijven. In de baarmoeder kan de bevruchte eicel zich ontwikkelen tot een kind. De vrouw is dan zwanger.
Een eicel is de grootste menselijke cel (zie afbeelding). Een eicel is zo groot doordat hij
veel reservevoedsel bevat. Dit reservevoedsel is nodig voor de eerste ontwikkeling als de eicel
wordt bevrucht.