VT zwakke werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Zwakke werkwoorden - onvoltooid verleden tijd

intro

Uitgangen tegenwoordige tijd

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

-e

-st

-t

-en

-t

-en

feesttenten

uitleg

Uitgangen verleden tijd

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

e

st

e

en

t

en

feesttenten

uitleg

t

t

t

t

t

t

e

e

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

Hoe werkt het?

regel: stam + uitgang

wohnen

stam: -en eraf

-> wohn

uitleg

t

t

t

t

t

t

e

e

e

st

e

en

t

en

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

te

test

te

ten

tet

ten

Hoe werkt het?

wohn

wohn

wohn

wohn

wohn

wohn

regel: stam + uitgang

wohnen

stam: -en eraf

-> wohn

uitleg

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

te

test

te

ten

tet

ten

Consequent!

woll

sammel

üb

üb

sammel

woll

stam: -en eraf

wollen-> woll

üben -> üb

sammeln -> sammel

uitleg

En nu jij!

Je krijgt 13 vragen:

• 4x multiple choice
• 9x open

Kan jij alle werkwoorden al correct vervoegen?

uitleg

wohnen (ich)

1/13

uitleg/antwoord

wohnen -> 

stam = wohn ->

ich = -e ->

wohne

1. wohnte
2. wohntest
3. wohne
4. wohnente

machen (ihr)

2/13

uitleg/antwoord

machen -> 

stam = mach ->

ihr = -t ->

macht

1. machte
2. machtest
3. machtet
4. machtete

rudern (du)

3/13

uitleg/antwoord

rudern -> 

stam = ruder ->

du = -st ->

ruderst

1. ruderte
2. rudertest
3. ruderntest
4. ruderntet

wollen (Omar)

4/13

uitleg/antwoord

kommen -> 

stam = komm ->

Omar = er (3e persoon enk.) = -t ->

kommt

1. wollet
2. wolltet
3. wolltest
4. wollte

wohnen (du)

5/13

uitleg/antwoord

wohnen -> 

stam = wohn ->

du = -st ->

wohnst

spielen (ich)

6/13

uitleg/antwoord

spielen -> 

stam = spiel ->

ich = -e ->

spiele

sammeln (Maria)

7/13

uitleg/antwoord

sammeln -> 

stam = sammel ->

Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->

sammelt

kochen (ihr)

8/13

uitleg/antwoord

kochen -> 

stam = koch ->

ihr = -t ->

kocht

fragen (wir)

9/13

uitleg/antwoord

fragen -> 

stam = frag ->

wir = en ->

fragen

reservieren (Frau Müller)

11/13

uitleg/antwoord

schreiben -> 

stam = schreib ->

Frau Müller = sie (3e persoon enk.)  = -t ->

schreibt

brennen (das Haus)

10/13

uitleg/antwoord

brennen -> 

stam = brenn ->

das Haus = es (3e persoon enk.)  = -t ->

brennt

lachen (Sie)

12/13

uitleg/antwoord

lachen -> 

stam = lach ->

Sie  = -en ->

lachen

kaufen (die Frauen)

13/13

uitleg/antwoord

stehen -> 

stam = steh ->

die Frauen = sie (3e persoon mv) = -en ->

stehen

Een paar probleempjes...

1. de stam eindigt op een -t of -d
2. de stam eindigt op een groepje medeklinker

uitleg

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

te

test

te

ten

tet

ten

Stam op -t of -d: het probleem

arbeit

arbeit

arbeit

arbeit

arbeit

arbeit

stam: -en eraf

arbeiten -> arbeit

melden -> meld

warten -> wart

reden -> red

uitleg

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

te

test

te

ten

tet

ten

Stam op -t of -d: de oplossing

arbeit

arbeit

arbeit

arbeit

arbeit

arbeit

stam: -en eraf

arbeiten -> arbeit

melden -> meld

warten -> wart

reden -> red

e

e

e

e

e

e

d-tje / t-tje? -> extra e-tje!

uitleg

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

te

test

te

ten

tet

ten

Stam op groepje medeklinkers : het probleem

regn

regn

regn

regn

regn

regn

stam: -en eraf

regnen -> regn

öffnen -> öffn

atmen -> atm

zeichnen -> zeichn

uitleg

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

te

test

te

ten

tet

ten

Stam eindigt om n of m: oplossing

rechn

öffn

atm

regn

zeichn

öffn

stam: -en eraf

regnen -> regn

öffnen -> öffn

atmen -> atm

zeichnen -> zeichn

uitleg

e

e

e

e

e

e

En nu jij!

Je krijgt 13 vragen:

• 4x multiple choice
• 9x open

Kan jij alle werkwoorden al correct vervoegen?

uitleg

rechnen (ich)

1/13

uitleg/antwoord

rechnen -> 

stam = rechn ->

ich = -e -> geen uitspraakprobleem

rechne

1. rechnete
2. rechente
3. rechenete
4. rechte

warten (ihr)

2/13

uitleg/antwoord

warten -> 

stam = wart ->

ihr = -t -> extra e nodig

wartet

1. wartet
2. wartent
3. wartetet
4. wartentet

beenden (du)

3/13

uitleg/antwoord

heißen -> 

stam = heiß ->

du = -st -> de s vervalt

heißt

1. beendest
2. beendetest
3. beendst
4. beendete

reden (Jamila)

4/13

uitleg/antwoord

reden -> 

stam = red ->

Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra e nodig

redet

1. redte
2. redetet
3. redtete
4. redete

mieten (du)

5/13

uitleg/antwoord

löschen -> 

stam = lösch ->

du = -st -> de s vervalt

löscht

heiraten (ich)

6/13

uitleg/antwoord

finden -> 

stam = find ->

ich = -e -> geen uitspraakprobleem

finde

öffnen (Maria)

7/13

uitleg/antwoord

tanzen -> 

stam = tanz ->

Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->

tanzt

arbeiten (ihr)

8/13

uitleg/antwoord

arbeiten -> 

stam = arbeit ->

ihr = -t -> extra e nodig

arbeitet

regnen (es)

9/13

uitleg/antwoord

regnen -> 

stam = regn ->

es = -t -> uitspraakprobleem, extra e nodig

regnet

antworten (Frau Müller)

11/13

uitleg/antwoord

abtworten -> 

stam = antwort ->

Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t -> extra e nodig

antwortet

erwarten (der Mann)

10/13

uitleg/antwoord

heißen -> 

stam = heiß ->

der Film = er (3e persoon enk.) = -t ->

heißt

rechnen (Sie)

12/13

uitleg/antwoord

küssen -> 

stam = küss ->

Sie = -en ->

küssen

zeichnen (die Lehrerin)

13/13

uitleg/antwoord

zeichnen -> 

stam = zeichn ->

die Lehrerin = sie (3e persoon enk.) = -t -> uitspraakprobleem, extra e nodig

zeichnet

Samenvatting

Basisregel:  stam + uitgang

standaard uitgangen:

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

-te

-test

-te

-ten

-tet

-ten

3 problemen + oplossing:

1. stam op -t/-d -> extra 'e' voor elke uitgang
2. stam op veel medeklinkers -> extra 'e' voor elke uitgang

uitleg

slotwoord